Aanpak inrichting rivieren noodzakelijk
Aan het rivierengebied van de Maas en de Rijntakken wordt al eeuwen gesleuteld. Dijken, kribben, stuwen, sluizen en kanalen hebben ervoor gezorgd dat we veilig kunnen wonen, ondernemen en recreëren en dat de rivieren bevaarbaar blijven. De huidige inrichting van het rivierengebied veroorzaakt onder andere door een erosieve trend van de rivierbodem problemen voor verschillende rivierfuncties die door klimaatverandering worden versterkt. Vooruit kijken is noodzakelijk om de Maas en de Rijntakken als systeem blijvend goed te laten functioneren; een integrale aanpak is noodzakelijk.
Veel wensen en ambities zijn ontwikkeld via sectoraal beleid. Tot nu toe konden alle rivierfuncties op die manier gefaciliteerd worden. Het gevolg van alle aanpassingen in de loop der tijd is dat de rivieren steeds meer op een vaste plek in het landschap zijn komen te liggen, waardoor de natuurlijke dynamiek en ecologische kwaliteit verminderd zijn. In sommige delen van de rivier is hierdoor erosie en doorgaande bodemdaling ontstaan. Daarnaast zorgt klimaatverandering steeds vaker voor zeer warme, zeer natte en zeer droge perioden met extreem hoge of lage rivierafvoeren als gevolg. Deze ontwikkelingen hebben gevolgen voor de diverse rivierfuncties en kenmerken van de rivieren zoals waterafvoer, zoetwaterbeschikbaarheid en drinkwatervoorziening, bevaarbaarheid, goede condities voor natuur en ecologische waterkwaliteit en voor ruimtelijke kwaliteit.
De combinatie van de huidige rivierinrichting en de vaker voorkomende extreem hoge of lage afvoeren, leidt ertoe dat voor rivierfuncties de benodigde condities (systeemkenmerken) steeds vaker niet worden gehaald. Het gaat dan om waterstanden en afvoerverdelingen (bij hoge en lage rivierafvoeren), erosie en sedimenthuishouding. In droge periodes zijn er bijvoorbeeld problemen voor de scheepvaart op o.a. de Waal, onze belangrijkste vaarweg, terwijl er tegelijkertijd te weinig aanvoer van water is via de IJssel naar het IJsselmeergebied als zoetwaterbuffer. Andere voorbeelden zijn dat een grote natuuropgave om ruimte vraagt, er door rivierbodemdaling sprake is van verdroging in uiterwaarden en achterland en dat er een grote waterveiligheidsopgave ligt. Figuur 1 (Ontwikkelingenkaart) laat zien waar de gecombineerde opgaven in het rivierengebied optreden. Niet alles past en niets doen is daarom geen optie: keuzes én veranderingen zijn nodig. Van de partijen die verantwoordelijk zijn voor de inrichting en het beheer van het rivierengebied vragen de opgaven om keuzes en een integrale aanpak met maatregelen die niet op zichzelf staan maar onderdeel zijn van een logisch en samenhangend geheel.
Met het Programma Integraal Riviermanagement (IRM) besluit het Rijk op basis van samenwerking met provincies en waterschappen in Deltaprogramma’s Rijn en Maas, tot een nieuwe koers voor de inrichting en het beheer van de grote rivieren in Nederland. Het doel is de inrichting van de rivieren zo aan te passen dat zoveel mogelijk van de systeemkenmerken worden behaald. Indien dat niet haalbaar is binnen het programma IRM, zal agendering plaatsvinden bij sectorale programma’s over eventuele (noodzakelijke) aanpassing van sectorale doelen.