Bijlage 6: Wet- en regelgeving en beleid

In deze bijlage is ingegaan op voor IRM relevante wet- en regelgeving en (internationaal) beleid.

Internationaal beleid

Voor IRM zijn twee internationale commissies belangrijk, die verantwoordelijk zijn voor internationale afstemming voor de productie van zowel de plannen als de kaarten. Dit gebeurt in de Internationale Maascommissie en de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn.

Internationale Maascommissie

De Internationale Maascommissie (IMC) is in 2002 ingesteld bij de ondertekening van het Maasverdrag. Het doel van het verdrag is om een duurzaam en integraal waterbeheer te bereiken in het internationaal stroomgebiedsdistrict (ISGD) van de Maas. Naar aanleiding van de richtlijn overstromingsrisico’s heeft de Internationale Maascommissie het rapport ‘Overkoepelend deel van het overstromingsrisicobeheerplan voor het internationale stroomgebiedsdistrict van de Maas, 2e cyclus van de Richtlijn over de beoordeling en het beheer van overstromingsrisico’s (2022-2027)’ opgesteld[1]. Dit verdrag regelt de internationale coördinatie van de uitvoering van de Richtlijn 2000/60/EG van het Europese parlement en van de Raad dd. 23 oktober 2000 dat een kader vaststelt voor een communautair beleid op het vlak van water (Kaderrichtlijn water (KRW)) en de aanpak van andere aandachtsgebieden, zoals de bescherming tegen overstromingen in het ISGD Maas. Om aan de internationale afstemmingsverplichtingen van de ROR te voldoen, hebben de staten en gewesten waarvan het grondbeleid deel uitmaakt van het ISGD Maas in 2007 besloten dat: 1) de internationale coördinatie plaatsvindt in de Internationale Maascommissie (IMC) en; 2) het overstromingsrisicobeheerplan van het ISGD Maas (ORBP Maas) uit nationale/regionale beheerplannen en een internationaal overkoepelend deel is opgebouwd[2].

Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn

In de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR) werken de Rijnoeverstaten Zwitserland, Frankrijk, Duitsland en Nederland evenals Luxemburg en de Europese Gemeenschap samen op basis van een volkenrechtelijke overeenkomst voor de bescherming van de Rijn. Een internationaal bezet secretariaat staat de voorzitter en de overleggroepen van de ICBR terzijde en ondersteunt de implementatie van de KRW (2000/60/EG) en de Europese Richtlijn over overstromingsrisico’s (2007/60/EG). In het kader van de tenuitvoerlegging van deze Europese richtlijnen werd de grensoverschrijdende samenwerking uitgebreid met Oostenrijk, Liechtenstein en het Waals gewest[3]. De ICBR heeft al verschillende verdragen opgesteld, waaronder: ‘Overeenkomst nopens de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn tegen Verontreiniging’, ‘Verdrag inzake de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging’, ‘Verdrag inzake de bescherming van de Rijn tegen verontreiniging tegen chloride’. Middels deze verdragen worden er richtlijnen geboden om de Rijn te beschermen en de waarden in de rivier te waarborgen.

Voor het IRM betekent dit dat er afstemming plaats moet vinden met het IMC en de ICBR over de geplande ingrepen. Daarnaast moeten de verschillende verdragen in acht worden genomen.

Internationale Centrale Commissie voor de Rijnvaart

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart is de oudste internationale organisatie van de moderne tijd. De oorsprong van het CCR gaat terug op het congres van Wenen (1815). Het herziene Rijnvaartverdrag van 17 Oktober 1868, meestal aangeduid met “Akte van Mannheim”, vormt de grondslag van de CCR.

Het CCR is een instelling met een secretariaat dat haar in staat stelt alle aangelegenheden met de binnenvaart op efficiënte wijze te behandelen. De CCR doet dit in nauwe samenwerking met andere internationale organisaties die betrokken zijn bij het Europese vervoersbeleid, alsook met non-gouvermentele organisaties die acties zijn in de binnenvaart[4].

Europees beleid

Kaderrichtlijn Water (KRW)

Het doel van de Kaderrichtlijn (KRW) (2000/60/EG) is dat uiterlijk in 2027 al het water in Europa schoon en gezond is. Om dit te bereiken is een kader vastgesteld voor de bescherming van landoppervlakte water, overgangswater, kustwateren en grondwater, waarmee:

  • Aquatisch ecosystemen en, wat de waterbehoeften ervan betreft, terrestrische ecosystemen en waterrijke gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van aquatische ecosystemen, voor verdere uitgang worden behoed, beschermd en verbeterd.

  • Duurzaam gebruik van water wordt bevorderd, op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn.

  • Verhoogde bescherming en verbetering van het aquatische milieu worden beoogd, onder andere door specifieke maatregelen voor de progressieve vermindering van lozingen, emissies en verliezen van prioritaire stoffen en door het stopzetten of geleidelijk beëindigen van lozingen, emissies of verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen.

  • Wordt gezorgd voor de progressieve vermindering van de verontreiniging van grondwater en verdere verontreiniging hiervan wordt voorkomen.

  • Wordt bijgedragen tot afzwakking van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte,

En dat zodoende bijdraagt tot

  • De beschikbaarheid van voldoende oppervlaktewater en grondwater van goede kwaliteit voor een duurzaam, evenwichtig en billijk gebruik van water;

  • Een significante vermindering van de verontreiniging van het grondwater;

  • De bescherming van territoriale en mariene wateren;

  • Het bereiken van de doelstellingen van de relevante internationale overeenkomsten, met inbegrip van die welke tot doel hebben de verontreiniging van het mariene milieu te voorkomen en te elimineren, door communautaire maatregelen uit hoofde van artikel 16, lid 3, tot stopzetting of geleidelijke beëindiging van lozingen, emissies en verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen, om uiteindelijk te komen tot concentraties in het mariene milieu die voor de natuur voorkomende stoffen dichtbij de achtergrondwaarden liggen en voor door de mens vervaardigde synthetische stoffen vrijwel nul bedragen[5].

De KRW is Europese regelgeving die door alle lidstaten wettelijk is verankerd. Uitgangspunten van de KRW zijn onder andere een integrale aanpak per stroomgebied, geen afwenteling en resultaatverplichting. De KRW is in 2000 aangenomen en kent drie uitvoeringsperiodes: 2009-2015, 2016-2021 en 2022-2027[6]. Voor IRM is het van belang om de bovenstaande doelen in acht te nemen tijdens te ontwikkeling en uitvoering van het programma. Door de effecten van het (richtinggevend) voorkeursalternatief op KRW te toetsen, wordt hiermee rekening gehouden. Daarnaast is het versterken van KRW één van de gestelde natuurdoelen van IRM.

Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR)

In november 2007 is de Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR) aangenomen. De ROR heeft als doel om de negatieve gevolgen van overstromingen voor de gezondheid van de mens, het milieu, het culturele erfgoed en de economische bedrijvigheid te beperken. Deze vereisten zijn in 2009 vanuit de richtlijn in de Waterwet opgenomen.

De ROR verplicht lidstaten van de EU om een voorlopige risicobeoordeling, overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten en overstromingsrisicobeheerplannen te maken. Nederland kiest voor een doelmatige aanpak en gaat uit van bestaande kennis en bestaand beleid. Er is geen nieuw beleid ontwikkeld in het kader van de ROR, maar er wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij lopende programma’s en trajecten[7].

In IRM worden verschillende maatregelen genomen om de hoogwaterveiligheid te waarborgen en het rivierengebied toekomstbestendig te maken. Op deze manier draagt IRM bij aan het beperken van negatieve gevolgen van overstromingen.

Vogel- en habitatrichtlijnen

Zowel de vogel- als de habitatrichtlijnen vereisen dat lidstaten speciale beschermingszones aanwijzen ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk.

De Vogelrichtlijn heeft betrekking op de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het EG-verdrag van toepassing is en bevat bepalingen met betrekking tot de bescherming van vogelsoorten en hun leefgebieden.

De richtlijn betreft de bescherming, het beheer en de regulering van bovengenoemde soorten en stelt regels voor de exploitatie daarvan. De Vogelrichtlijn verplicht de lidstaten tot het nemen van alle nodige maatregelen om de populatie van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen, waarbij zij tevens rekening houden met economische en recreatieve eisen. De maatregelen die lidstaten dienen te nemen hebben onder andere betrekking op het instellen van beschermingszones en onderhoud en ruimtelijke ordening van leefgebieden van deze soorten overeenkomstig de ecologische eisen van dergelijke gebieden binnen en buiten de beschermingszones[8].

De Habitatrichtlijn heeft tot doel om bij te dragen tot het waarborgen van de biologische diversiteit en het instandhouden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is. De op grond van de richtlijn genomen maatregelen beogen de natuurlijke habitats en de wilde dier- en plantensoorten van communautair belang in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen. Hiertoe bevat de richtlijn bepalingen met betrekking tot gebieds- en soortenbescherming.

De Habitatrichtlijn beoogt de vorming van een coherent Europees ecologisch netwerk van speciale beschermingszones: Natura 2000. Natura 2000 dient om de betrokken typen natuurlijke habitats en habitats van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te behouden of in voorkomend geval te herstellen. Het Natura 2000-netwerk bestrijkt ook de door de lidstaten overeenkomstig de Vogelrichtlijn aangewezen speciale beschermingszones. Voor de totstandkoming van Natura 2000 wijzen de lidstaten, met inachtneming van de doelstellingen van de richtlijn, gebieden als speciale beschermingszones aan.

IRM dient de bepalingen met betrekking tot bepaalde beschermingszones in acht te nemen tijdens te uitvoering en ontwikkeling van het programma. IRM draagt ook bij aan het versterken van een dynamisch riviersysteem met robuuste riviernatuur door het realiseren van een natuurlijke hydro- en morfodynamiek, een goede ecologische waterkwaliteit en het borgen van voldoende ruimte voor natuur. Met het uitvoeren van de PAGW, waarbij 28.300 ha aan ecotoopverandering (waarvan 21.000 ha functieverandering) wordt gerealiseerd draagt IRM bij aan het versterken en vergroten van het Natura 2000-netwerk.

Europese Drinkwaterrichtlijn (98/83/EC)

Voor de drinkwaterkwaliteit is de Europese Drinkwaterrichtlijn een belangrijk wettelijk kader. De drinkwaterrichtlijn heeft tot doel de volksgezondheid te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van verontreiniging van voor menselijke consumptie bestemd water, door ervoor te zorgen dat water gezond en schoon is. Uitgangspunten hiervoor zijn dat de aanpak van verontreiniging bij de bron (‘bronaanpak’) voor gaat en dat er geen achteruitgang is in de kwaliteit van de drinkwaterbronnen en het drinkwater. De Drinkwaterrichtlijn verplicht Nederland om kwaliteitseisen vast te stellen voor het drinkwater, ervoor te zorgen dat de kwaliteit van het water voldoende wordt gemonitord en dat passende maatregelen worden genomen bij overschrijding van de kwaliteitseisen. In de Drinkwaterwet en de onderliggende regelgeving is hier invulling aan gegeven. Daarnaast geeft de richtlijn voorschriften voor rapportage aan de Europese Commissie en voor het gebruik van materialen en chemicaliën in de drinkwatervoorziening[9].

Trans-European Transport Network (TEN-T)

Het trans-Europese vervoersnetwerkbeleid van de EU is een belangrijk instrument voor de ontwikkeling van een coherente, efficiënt, multimodale en hoogwaardige vervoersinfrastructuur in de hele EU. Het omvat spoorwegen, binnenwateren, korte vaarroutes en wegen tussen stedelijke knooppunten, maritieme en binnenhavens, luchthavens en terminals.

Het beleid bevordert het efficiënt vervoer van mensen en goederen en zorgt voor toegang tot banen en diensten en maakt handel en economische groei mogelijk. Het versterkt de economische, sociale en territoriale cohesie van de EU en creëert naadloze vervoerssystemen over de grenzen heen, zonder fysieke lacunes, knelputnen of ontbrekende schakels. Daarnaast heeft het tot doel de milieu-effecten van het vervoer te verminderen en de veiligheid en veerkracht van het netwerk te vergroten.

De ontwikkeling van IRM dient het TEN-T beleid in acht te nemen en draagt bij aan het verbeteren van de veiligheid en de veerkracht van het netwerk door de bevaarbaarheid te verbeteren.

Landelijk beleid

Nationale omgevingsvisie (NOVI)

In 2023 treedt naar verwachting de nieuwe Omgevingswet in werking. Daarbij hoort ook een rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie.

Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI gaat uit van vier prioritaire opgaven: Duurzaam economisch groeipotentieel voor Nederland; Ruimte voor de klimaatverandering en energietransitie; Sterke, leefbare en klimaatbestendige steden en regio’s met voldoende ruimte om te wonen, werken en bewegen en Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied[10]. Onder de prioritaire opgave ‘’Ruimte voor de klimaatverandering en energietransitie’’ is de volgende ruimtelijke keuze relevant voor IRM: Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Bij (her)ontwikkelingen wordt voorkomen dat het risico op schade en slachtoffers door overstromingen of extreem weer toeneemt, voor zover dat redelijkerwijs haalbaar is. We behouden en reserveren voldoende ruimte voor toekomstige waterveiligheidsmaatregelen.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040; een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven voor welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Deze tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen.

In de SVIR zijn de volgende rijksdoelen relevant voor IRM: “het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid”. Door het faciliteren van de huidige scheepvaartklassen op de rivieren door het borgen van de minimale breedte en diepte van de vaargeur en voldoende doorvaarthoogte bij bruggen en voldoende nautische veiligheid. Hiermee draagt IRM bij aan een verbetering van het hoofvaarwegennet. Daarnaast draagt IRM bij aan het rijksdoel: “het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving”. IRM draagt bij aan waterveiligheid en de beschikbaarheid van voldoende zoet water door verschillende maatregelen te nemen voor het verbeteren van de bodemligging & sedimenthuishouding en het verhogen van de afvoercapaciteit.

Mobiliteitsvisie 2050

Het Rijk bouwt aan een meer integraal bereikbaarheidsbeleid. De Contourennota zoals vastgesteld op 14 oktober 2022 is het uitgangspunt voor deze Hoofdlijnennotitie. Daarin zijn de uitgangspunten, de aanpak en het proces geschetst. De Hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie 2050 benut en verbindt de deelvisies over mobiliteit, zoals Toekomstperspectief Automobiliteit, Toekomstbeeld Openbaar Vervoer, Toekomstbeeld Fiets, Goederenvervoeragenda, Luchtvaartnota 2020-2050 en de Visie duurzame energiedragers in mobiliteit. De Hoofdlijnennotitie vormt de paraplu over deze deelvisies en zet een strategische koers uit voor het toekomstige beleid. De 4 hoofdlijnen richting 2050 zijn:

  1. Het nastreven van meer integrale doelen die het publieke belang van bereikbaarheid van maatschappelijk-economisch vitale functies borgen in heel Nederland.

  2. Het zo benutten, versterken en verbinden van krachten van de verschillende modaliteiten dat de bereikbaarheidsdoelen doeltreffend en doelmatig behaald worden: de juiste mobiliteit op de juiste plaats en tijd. Daarom zetten we nationaal meer in op het stimuleren en benutten van innovaties.

  3. Het mobiliteitssysteem van de toekomst voldoet aan de publieke kaders voor duurzaamheid, gezonde leefomgeving en veiligheid.

  4. De drie hoofdlijnen hierboven worden gebiedsgericht uitgewerkt, in nauwe samenwerking met bestuurlijke partners, waarbij ook de gebruikers van het mobiliteit systeem betrokken worden. Voor het goederenvervoer is dat een corridorgerichte benadering die aansluit op internationale netwerken.

Nationaal Water Programma 2022-2027

De Waterwet vereist dat de rijksoverheid eens in de 6 jaar een Nationaal Waterplan en een Beheer en ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) opstelt. Het NWP is opgesteld ‘in de geest van de Omgevingswet’. Het nationale waterbeleid en de beschrijving van het beheer en de ontwikkeling van de Rijkwateren zijn in dit NWP in samenhang beschreven in één document.

Het Nationaal Water Programma 2022-2027 beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de Rijkswateren. ‘Nationaal’ wil zeggen dat het Rijk met het NWP richting wil geven aan het waterbeleid voor Nederland als geheel, dus niet alleen voor het hoofdwatersysteem. Het programma is voor het waterbeleid een uitwerking van de nationale belangen en strategische hoofdkeuzes in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Het NWP beschrijft verder de raakvlakken van het nationale waterbeleid met het beleid voor een aantal andere onderwerpen in de fysieke leefomgeving, zoals de energietransitie en de landbouw. Ook wordt in het NWP het rijksbeleid dat voorkomt uit de eerste 6-jaarlijkse herijking van de deltabeslissingen en regionale voorkeursstrategieën uit 2015 beschreven. Tot slot bevat het NWP een beschrijving van het beheer, functies en de maatregelen en voorzieningen voor de ontwikkeling, werking en bescherming van de rijkswateren en de rijksvaarwegen[11].

Het NWP heeft drie verschillende hoofdambities voor water:

  • Een veilige en klimaatbestendige delta

  • Een concurrerende, duurzame en circulaire delta

  • Een schone delta met hoogwaardige natuur

Binnen IRM wordt aandacht besteed aan het ontwikkelen en versterken van een robuust riviernetwerk. Daarnaast wordt binnen IRM ruimte geboden om een deel van de klimaatopgave op te vangen met rivierverruimende maatregelen. Hiermee wordt gewerkt aan twee van de drie hoofdambities uit het NWP 2022-2027: 1) een veilige en klimaatbestendige delta en; 2) een schone delta met hoogwaardige natuur.

Programmatische Aanpak Grote Wateren

Met de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) werkt de overheid aan toekomstbestendige grote wateren waar hoogwaardig natuur goed samengaat met krachtige economie. De ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben het investeringsprogramma PAGW gestart. Dit programma heeft tot doel de waterkwaliteit te verbeteren en de natuur te versterken in de Nederlandse grote wateren. Het water krijgt meer ruimte, verbindingen worden hersteld en er wordt gewerkt aan een gevarieerder leefgebied[12].

Figuur 0‑1 Ontwikkelgebied PAGW (Waar we werken | PAGW)

Binnen IRM wordt de uitvoering van het PAGW meegenomen als wettelijke opgave. Hiermee wordt tot 28.300 ha ecotopen gerealiseerd. Ook worden er binnen IRM al verschillende pilots uitgevoerd, waarbij de ‘Pre-verkenning van de Gelderse Poort’ focust op de ontwikkeling van de PAGW. De Gelderse Poort is namelijk één van de hotspots uit de ecologische systeemopgaven van Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW). Voor die karakteristieke en kansrijke rivierengebied met twee splitsingspunten heeft PAGW een pre-verkenning uitgevoerd. Dit resulteerde eind 2022 in oplossingsrichtingen voor robuuste en toekomstbestendige riviernatuur en versterking van het rivierlandschap met ontwikkeling van ooibos, rietmoeras, natte graslanden en geulen en plassen.

Visie Erfgoed en Ruimte

De Visie erfgoed en ruimte geeft aan hoe het rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het kabinet daarbij stelt en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang. Deze visie is complementair aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte[13].

Bij de ontwikkeling van IRM zal rekening gehouden moeten worden met de zorg voor het cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. Daarnaast is het belangrijk om te cultuurhistorische waarden in acht te nemen. Tijdens de herinrichting van de uiterwaarden kan op sommige plekken juist een impuls gegeven worden aan de bestaande landschappelijke waarden.

Rivierdossier Rijndelta en Maas

Voor de Rijndelta en de Maas zijn twee aparte rivierdossiers opgezet die zijn gericht op het duurzaam veiligstellen van de waterwinning vanuit het Nederlandse deel van de Rijndelta en de Maas. Het rivierdossier biedt hiermee inzicht in de mate waarin doelen (mogelijk) niet worden gehaald en daarmee in de opgave, waar partijen zich voor gesteld zien om de winning duurzaam veilig te stellen. Deze opgave vormt de basis voor het maken van afspraken over te nemen maatregelen.

In zowel het Nederlandse deel van de Rijndelta en de Maas vinden op vier locaties oppervlakteonttrekkingen voor de drinkwatervoorziening plaats. Daarnaast bevinden zich in de Rijndelta zeven oevergrondwaterwinningen. Voor deze (oppervlakte)waterwinningen is in de periode 2011-2013 de eerste generatie gebiedsdossiers per waterwinning opgesteld, gevolgd door een regio-overstijgende aanvulling gebiedsdossiers Rijndelta en Maas (RWS & RIWA, 2013).

De aanleiding voor de rivierdossiers voor de Rijndelta en de Maas zijn de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Drinkwaterwet. De KRW geeft, zoals bovenstaand beschreven, het Europese kader voor een duurzaam watersysteem en een duurzame bescherming van bronnen van water voor menselijke consumptie, welke zijn vastgesteld in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009. Op grond van de Drinkwaterwet hebben alle overheden een zorgplicht voor het duurzaam veiligstellen van de openbare drinkwatervoorziening.

Het doel van het rivierdossier is het weergeven van feitelijke informatie over de actuele waterkwaliteit, de factoren die de waterkwaliteit beïnvloeden en de ontwikkelingen die voor veiligstelling van de waterwinning uit oppervlaktewater van belang zijn[14]. Veiligstelling betekent:

  • Dat het als drinkwaterbron te gebruiken water voldoet aan de gestelde waterkwaliteitsdoelen.

  • Dat gebruik als drinkwaterbron geen gevaar loopt als gevolg van lage rivierafvoeren. Bij de Rijn moet er rekening mee worden gehouden dat lage rivierafvoeren de kwaliteit van het water kunnen verslechteren vanwege een toename van de concentraties stoffen, zij het in mindere mate dan bij de Maas. Bij de Maas moet er rekening mee worden gehouden dat lage rivierafvoeren de kwaliteit van het water sterk kunnen verslechteren vanwege een toename van de concentraties stoffen.

Beleidstafel Droogte

De coördinatie van de waterverdeling ligt bij het Management Team Watertekorten (MTW). Het MTW constateerde dat er op diverse terreinen vragen leven over verantwoordelijkheden, bevoegdheden, keteneffecten en effectiviteit van maatregelen. Daarom is afgesproken om met betrokken partijen een Beleidstafel Droogte in te richten, onder verantwoordelijkheid van de directeur-generaal Water en Bodem van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW).

Op de Beleidstafel worden, gecoördineerd door IenW, alle relevante beleidsvragen op tafel komen, onder andere met betrekking tot waterbeheer, natuur, landbouw, drinkwater, scheepvaart, grondwater en watergebruikende industrie.

Deelnemers zijn vertegenwoordigers op bestuurlijk en hoog ambtelijk niveau van de volgende organisaties; ministerie van IenW, ministeries van LNV, EZK, Rijkswaterstaat, Unie van Waterschappen, IPO, VNG, staf Deltacommissaris, Bestuurlijk Platform Water.

De Beleidstafel is dus bedoeld om de lessen van de droogte beleidsmatig te vertalen naar voorstellen, om beter voorbereid te zijn op het droogteseizoen van 2019 en daarna. Dat kunnen verbetervoorstellen zijn in de vorm van verduidelijking of aanpassing van: beleidskaders, regelgeving, normering, verantwoordelijkheden- en bevoegdhedenverdeling, informatievoorziening en communicatie[15].

Beleidsnota Drinkwater

De beleidsnota drinkwater gaat in op de ambitie van het kabinet voor de drinkwatervoorziening. De nota beschrijft de ambitie van het kabinet voor de drinkwatervoorziening en beschrijft de drinkwateropgaven voor de komende periode (2021-2026). Daarnaast bevat het de hoofdkeuzes voor het drinkwaterbeleid. In deze tweede Beleidsnota Drinkwater wordt meer ingezet op:

  • Waterbeschikbaarheid en zuinig en bewust drinkwatergebruik: De aanbevelingen van de Beleidstafel Droogte hebben geleid tot meer aandacht voor waterbeschikbaarheid, de inzet van alternatieve bronnen voor de drinkwaterbereiding en zuinig en bewust drinkwatergebruik.

  • Verbeteren kwaliteit van oppervlakte- en grondwater: Incidenten en aangetroffen antropogene stoffen in drinkwaterbronnen hebben de urgentie voor precentie en aanpak bij de bron versterkt.

  • Borgen veilige productie en levering: Om een duurzame veiligstelling van de productie, kwaliteit en levering van drinkwater te borgen is meer aandacht nodig voor de ruimtelijke bescherming van de huidige en toekomstige drinkwatervoorziening, de reikwijdte van de zorgplicht voor de publieke drinkwatervoorziening en de digitale en financiële bedrijfsvoering van de drinkwatersector.

  • Daarbij continueert het Rijk beleid dat zich richt op de preventie- en bronaanpak, de risicobenadering van bron tot tap, de ruimte voor drinkwaterbedrijven om bij te dragen aan een goede drinkwatervoorziening in het buitenland en het maken van zorgvuldige afwegingen en andere belangen in de fysieke leefomgeving.

Één van de doelen van IRM is om te zorgen voor een robuuste zoetwaterbeschikbaarheid door een bijdrage te leveren aan het veiligstellen van de nationale zoetwaterbuffers in het hoofdwatersysteem en de wateraanvoer naar kanalen en het regionale watersysteem. Dit sluit aan bij de focuspunten van de tweede Beleidsnota Drinkwater[15].

Drinkwaterwet

De drinkwaterwet vormt de grondslag voor deze beleidsnota, het drinkwaterbeleid van het Rijk en voor de organisatie en continuïteit van de openbare drinkwatervoorziening door drinkwaterbedrijven. De Rijksoverheid is verantwoordelijk voor toezicht op de uitvoering van de regelgeving voor drinkwater, het scheppen van voorwaarden en het stellen van kaders voor de drinkwatervoorziening. Om deze verantwoordelijkheid invulling te geven stelt het kabinet iedere zes jaar een Beleidsnota Drinkwater vast.

Op grond van artikel 2 van de Drinkwaterwet hebben bestuursorganen de zorgplicht om de openbare drinkwatervoorziening duurzaam veilig te stellen. De zorgplicht drinkwater geldt onder meer voor de bescherming van bronnen van drinkwater en voor de infrastructuur. Op grond van artikel 3 van de Drinkwaterwet moeten drinkwaterbedrijven zorgen voor een voldoende en duurzame uitvoering van de drinkwatervoorziening. Overheden moeten bij de uitoefening van hun bevoegdheden en het maken van ruimtelijke afwegingen het drinkwaterbelang zwaar mee laten wegen. Dit betekent dat in de bestuurlijke afweging een groot belang moet worden toegekend aan de duurzame veiligstelling van de drinkwatervoorziening.

De zorgplicht is belangrijk voor activiteiten of initiatieven waarvoor geen specifieke regels of vergunningsvoorschriften zijn geformuleerd vanuit het oogpunt van drinkwatervoorziening. Overheden kunnen de zorgplicht invullen door expliciete afwegingen te maken in de ruimtelijke ordening, het waterbeheer, het milieu-, landbouw-, energie- en mijnbouwbeleid en het beleid voor stoffen en producten. Zodoende wordt geborgd dat in het beleid rekening wordt gehouden met risico’s die met activiteiten of initiatieven samenhangen. De zorgplicht is dus enerzijds een paraplu: bij nieuwe plannen wordt vooraf gezorgd dat risico’s worden voorkomen. Anderzijds is het een vangnet om op terug te vallen bij situaties waarvoor expliciete regels ontbreken, maar die wel risico kunnen vormen voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening.

Voor IRM geldt dus dat de zorgplicht voor drinkwater moet worden gewaarborgd.

Drinkwaterbesluit en Drinkwaterregeling

Aan een aantal bepalingen uit de Drinkwaterwet inzake de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening is de nadere uitwerking gegeven in het Drinkwaterbesluit (2018). Het drinkwater in Nederland moet voldoen aan de kwaliteitsnormen en het Drinkwaterbesluit en dit moet regelmatig worden gecontroleerd. Het besluit stelt eisen aan drinkwaterbedrijven en eigenaren van collectieve drinkwaterinstallaties, bijvoorbeeld wat betreft legionellapreventie. Daarnaast zijn voor een aantal onderwerpen inzake de voorziening van drinkwater, warm tapwater en huishoudwater nadere regels opgesteld in de Drinkwaterregeling. De Drinkwaterwet, het Drinkwaterbesluit en de Drinkwaterregeling hangen nauw met elkaar samen: op één onderwerp kunnen bepalingen uit de wet, het besluit en de regeling van toepassing zijn.

Provinciaal beleid

Het programma Integraal Riviermanagement heeft betrekking op het ruimtebeslag van de volgende provincies:

  • Overijssel

  • Gelderland

  • Utrecht

  • Zuid-Holland

  • Noord-Brabant

  • Limburg

Provinciale (ontwerp) omgevingsvisie

In de omgevingsvisie legt de provincie haar ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vast. Het gaat hierbij om een strategische visie voor de lange termijn voor de gehele fysieke leefomgeving. Een omgevingsvisie gaat in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed. De provincie stelt 1 omgevingsvisie voor het hele grondgebied vast. Daarnaast kan de provincie samen met andere gemeenten op provincies een gezamenlijke omgevingsvisie opstellen[16].

In alle provinciale (ontwerp) omgevingsvisies is het klimaatbestendig maken van de leefomgeving een belangrijk en terugkerend thema. Het hoofddoel van IRM is om het rivierengebied toekomstbestendig te maken en meervoudig bruikbaar als systeem dat goed functioneert. Hiermee draagt het bij aan de uitgangspunten van meerdere provinciale (ontwerp) omgevingsvisies.

Provinciale (ontwerp) omgevingsverordeningen

De provinciale omgevingsverordeningen bevat alle regels voor de fysieke leefomgeving. Met de ingang van de omgevingswet komt er per provincie één omgevingsverordening die de bestaande verordening vervangt. Zoals de milieuverordening, de planologische verordening, de landschapsverordening en de grondwaterverordening[17].

Provinciale natuurbeheerplannen

Het Natuurbeheerplan is een beleidskader om het Europese, rijks- en provinciale natuur- en landschapsbeleid te realiseren. Het gaat daarbij om bestaande natuurgebieden, gebieden waar nieuwe natuur aangelegd wordt, landbouwgebieden die worden beheer volgens agrarisch natuurbeheer en de Natura-2000 gebieden. Per (deel)gebied beschrijft het Natuurbeheerplan welke natuur- en landschapsdoelen nagestreefd worden. Het plan bevat de begrenzing van de natuur- en agrarische natuurgebieden, met name toegespitst op het internationale biodiversiteitsdoelen en de internationale natuurgerichte agromilieu, water en klimaat doelen.

In de Natuurbeheerplannen worden de beleidsdoelen en subsidiemogelijkheden voor de ontwikkeling en het beheer van natuurgebieden, agrarische natuur en landschapselementen in de provincie beschreven. Door een Natuurbeheerplan vast te stellen stelt de provincie de kaders voor de uitvoering van het natuur- en landschapsbeheer door dit Natuurbeheerplan vast te stellen. Het Natuurbeheerplan geeft aan waar welke beheerwaardige natuur aanwezig is en welke beheerdoelen hiervoor gelden. Daarnaast financiert de provincie een aanzienlijk deel van de kosten voor de ontwikkeling en het beheer van natuur door middel van subsidies. Het Natuurbeheerplan vormt dan de basis voor de aanvraag van deze subsidies[18].

Het plan is geen statisch document. De provincie kan de inhoud van de plantekst en de kaarten, indien nodig, jaarlijks aanpassen. Hoewel het Natuurbeheerplan de laatste tijd met een jaarlijkse frequentie is aangepast, kan het plan voor meerdere jaren gelden tot er weer een nieuw Natuurbeheerplan wordt vastgesteld.

De provincies maken hun Natuurbeheerplannen op basis van het Informatiemodel Natuur (IMNa). Dit model is afgeleid van de beheertypen uit de Index Natuur en Landschap en biedt een definitiekader waarmee provincies en ketenpartners gegevens gestandaardiseerd kunnen uitwisselen[19].

Bij het uitvoeren van de verschillende maatregelen als onderdeel van IRM moet rekening gehouden worden met de natuur- en landschapsdoelen die in het Natuurbeheerplan beschreven staan.

Provinciaal of Regionaal Water (en Bodem) programma

De provincies hebben hun Omgevingsvisies voor wat betreft het waterbeleid uitgewerkt in provinciale of regionale waterprogramma’s. Daarin is uitgewerkt wat de provincies in de komende planperiode willen bereiken. Het gaat daarbij om het realiseren van een duurzaam, robuust en ecologisch gezond watersysteem dat kan omgaan met wateroverlast en droogte en dat voorziet in voldoende water van goede kwaliteit. Voor de provincies (en de inliggende waterschappen) is daarbij ook nadrukkelijk aandacht voor grondwater en voor de kwaliteit van de regionale KRW-oppervlaktewateren én de niet KRW-wateren.