Huidige knelpunten Natura 2000-gebieden
Naast de hierboven beschreven knelpunten die als gevolg van eerder menselijk ingrijpen in het gehele rivierensysteem aanwezig zijn, is in deze paragraaf meer in detail gekeken naar de huidige knelpunten in de Natura 2000-gebieden binnen IRM. In hoofdstuk 4 en 5 is vervolgens bepaald of het voorkeursalternatief van IRM deze knelpunten verder versterkt of juist (deels) oplost.
Binnen het rivierenlandschap zijn in de herstelstrategie (Everts et al., 2016) zes gradiënttypen onderscheiden op basis van hun grootte (de kleinere en de grote rivieren), hun positie in het morfologisch complex binnen het stroomgebied van de rivier (transport, depositie), hun positie ten opzichte van de winterdijk (uiterwaarden en binnendijkse gebieden) en het optreden van getijde (zoetwatergetijdegebieden). De Natura 2000-gebieden binnen het plangebied van IRM vallen binnen vier van deze gradiënttypen. Zie ook Figuur 3‑1.
Tabel 3‑1 Indeling Natura 2000-gebieden binnen IRM per gradiënttype
Gradiënttype | Natura 2000-gebied |
Uiterwaarden in de transportzone van grote rivieren | Grensmaas Maasduinen Oeffelter Meent Maas bij Eijsden |
Uiterwaarden in de depositiezone van grote rivieren | Rijntakken Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem Uiterwaarden Lek |
Benedenlopen rivieren met zwak getij | Uiterwaarden Zwarte Water & Vecht |
Benedenlopen rivieren met sterk getij | Biesbosch |
Figuur 3‑1 Ligging Natura 2000-gebieden binnen IRM
Kenmerken en knelpunten van deze Natura 2000-gebieden worden hieronder beschreven. Dit is gebaseerd op informatie uit Natura 2000-beheerplannen en Natuurdoelanalyses. Niet alle Natuurdoelanalyses betrekken alle habitattypen en soorten van het Natura 2000-gebied en hebben alleen betrekking op stikstofgevoelige habitattypen en soorten. De instandhoudingsdoelstellingen van deze Natura 2000-gebieden zijn opgenomen in bijlage 1.
Uiterwaarden in de transportzone van grote rivieren
Grensmaas
In het Ontwerp Natura 2000-beheerplan, dat op moment van schrijven ter inzage ligt, zijn enkele knelpunten benoemd die het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen in de weg staan. Zo ontbreken aaneengesloten standplaatsen van de vlottende waterranonkel (H3260B Beken en rivieren met waterplanten, grote fonteinkruiden) door het wegvallen van stroming bij laag water, onnatuurlijke hoge en frequente afvoerpieken en door onvoldoende variantie in de bodemsamenstelling. Deze knelpunten hebben ook invloed op de instandhouding van de rivierprik en rivierdonderpad. Voor deze laatste soort in de concurrentie met invasieve uitheemse grondels echter bepalend. Ook het habitattype H6430 Ruigten en zomen komt voor in te kleine arealen en is daardoor kwetsbaar. In het kader van de Maaswerken zijn al veel rivierverruimingsmaatregelen uitgevoerd waardoor een deel van de knelpunten zijn/worden opgelost. De werkzaamheden lopen nog door tot 2027 (Rijkswaterstaat, 2023).
De belangrijkste knelpunten zijn:
-
Onnatuurlijke rivierdynamiek
-
Aanwezigheid van exotische grondels (rivierdonderpad)
-
Te kleine arealen en versnippering
Maasduinen
De Maasduinen betreft een groot Natura 2000-gebied gelegen bij de Maasterrassen. Een groot deel van de instandhoudingsdoelen betreft habitats en soorten van heide en vennen en hebben in die zin geen relatie met het riviersysteem. Langs de Maas komen lokaal stroomdalgraslanden en hardhoutooibos voor. Het grootste knelpunt is het kleine areaal waardoor de ontwikkeling van een goede kwaliteit nu niet mogelijk is. Vanwege het smalle gradiënt waarin deze habitattypen voorkomen, is uitbreiding lastig en moet deels buiten de Natura 2000-begrenzing gezocht worden. Afkalvende oevers vormen hier ook een risico voor behoud van het areaal stroomdalgrasland. Op de meest kwetsbare locaties is daarom stortsteen aangebracht. Door het gestuwd Maaspeil en de rivierverruimende maatregelen worden hoge piekafvoeren afgevlakt. Dit kan tot gevolg hebben dat de inundatiefrequentie van stroomdalgrasland te gering wordt. Het is niet bekend of het Maaspeil een verdrogende invloed heeft op andere deelgebieden binnen het Natura 2000-gebied, die verder van de rivier liggen. Deze zijn met name afhankelijk van schijngrondwaterspiegels, waarvan niet duidelijk is wat de precieze relatie is met het Maaspeil. De oeverzwaluw is een soort van pioniersituaties die verdwenen is door het stoppen van de zand- en grindwinning, er zijn dan ook geen broedparen in het gebied. In de natuurdoelanalyse worden vraagtekens gezet of de oeverzwaluw een passende doelsoort is voor het Natura 2000-gebied, dat grotendeels bestaat uit een open heide- en boslandschap. Door bovenstaande knelpunten is het beoogde doelbereik onvoldoende (Provincie Limburg, 2022).
De belangrijkste knelpunten zijn:
-
Te kleine arealen en versnippering
-
Verminderde dynamiek (overstromingsfrequentie en -duur)
Oeffelter Meent
Een knelpunt in dit Natura 2000-gebied is de te beperkte dynamiek (en inundatie). Dit is niet gunstig voor de ontwikkeling van stroomdalgrasland dat afhankelijk is van zandafzettingen. In het verleden werd dit kunstmatig opgevangen door zand- en grindwinning, maar dit gebeurt niet meer. Verder zijn de arealen klein en geïsoleerd wat de vestiging van kenmerkende soorten bemoeilijkt en de duurzame instandhouding belemmert. Voor de instandhoudingsdoelen van glanshaverhooiland, kamsalamander en kleine modderkruiper is beheer het belangrijkste aandachtspunt. Vooral voor glanshaverhooiland is het doelbereik onzeker. Vanwege het agrarische verleden van de standplaats is er sprake van te voedselrijke omstandigheden. In de Natuurdoelanalyse (Arcadis, 2023) worden de volgende belangrijkste knelpunten in het gebied beschreven:
-
Verminderde dynamiek (overstromingsfrequentie en -duur)
-
Te kleine arealen en versnippering
-
Te hoge voedselrijkdom glanshaverhooilanden (voormalige agrarische gronden)
-
Te hoge stikstofdepositie (stroomdalgrasland)
Maas bij Eijsden
Het Natura 2000-gebied is nog in ontwerp aangewezen voor onder andere zacht- en hardhoutooibossen en riviertrekvissen als rivierprik, zalm en rivierdonderpad. Voor dit gebied is nog geen Natura 2000-beheerplan opgesteld waardoor nog geen zicht is op de huidige knelpunten, de maatregelen en het doelbereik.
Uit de Natuurdoelanalyse is op te maken dat in de huidige situatie de KDW van de aanwezige stikstofgevoelige habitattypen in de Maas bij Eijsden niet wordt overschreden door de huidige achtergronddepositie. De depositie zal in de komende jaren naar verwachting verder afnemen, zodat ook dan stikstofdepositie geen knelpunt zal vormen voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor de habitattypen en habitatrichtlijnsoorten waarvoor het gebied is aangewezen.
Uit onderzoek (Vriese et al., 2021) blijkt wel dat de huidige toestand voor onder andere vis in de Maas nog niet op orde is. Hierbij spelen de beperkte beschikbaarheid van stromend habitat en vispasseerbaarheid een grote rol. De gestuwde situatie van de Maas is hiervan de oorzaak.
Het belangrijkste knelpunt is daarmee de verstoorde rivierdynamiek.
Uiterwaarden in de depositiezone van grote rivieren
Rijntakken
De maatregelen die zijn opgenomen in het Natura 2000-beheerplan zorgen ervoor dat verdere achteruitgang van habitattypen wordt gestopt. Er zijn echter nu en de komende beheerplanperioden nog wel knelpunten die een duurzame instandhouding belemmeren. Voor hardhoutooibos zijn er nog te weinig duurzame boskernen aanwezig. In de Natuurdoelanalyse (Arcadis, 20230 is echter aangegeven dat hiervoor voldoende geborgde maatregelen voorzien zijn. Voor het habitattype H9120 Beuken-eikenbossen met hulst is dit niet bekend, mede door het ontbreken van informatie omdat het habitattype pas met het Wijzigingsbesluit is toegevoegd aan het Natura 2000-gebied.
De riviertrekvissen (zalm, elft, rivierprik en zeeprik) profiteren van de maatregelen die zijn genomen, zoals langsdammen, nevengeulen en ontstening van oevers. De instandhouding van de rivierdonderpad wordt bedreigd door exotische grondels. De laagdynamische soorten als grote modderkruiper en kamsalamander blijven onder druk staan door het verdwijnen van laagdynamische milieus en de mogelijkheid om nieuwe gebieden te bereiken.
Voor het behalen van de doelstelling voor moerasvogels blijft de ontwikkeling van rietmoeras belangrijk. De Gelderse Poort is hiervoor het belangrijkste gebied waar reeds maatregelen zijn uitgevoerd. Verbinding met andere gebieden in de Rijntakken (zoals Kil van Hurwenen, Amerongse Bovenpolder en Havikerwaard) en daarbuiten (Randmeren, Wieden-Weerribben, Lingegebied, Utrechtse en Zuid-Hollandse plassengebied en Bypass Kampen) zijn van belang. De zwarte stern blijft afhankelijk van nestvlotjes omdat de ontwikkeling van krabbescheervegetaties achterblijft. Het knelpunt van de porseleinhoen is met name het areaal geschikt leefgebied. Het beheerplan geeft aan dat de omvang en kwaliteit van het leefgebied van porseleinhoen en kwartelkoning (hooiland/moeras) na de eerste beheerplanperiode (2024) op orde is gebracht. De tijd moet uitwijzen of de populaties zich inderdaad herstellen, dit is nu nog niet het geval[1]. Voor de kwartelkoning blijft het reguliere agrarische maaibeheer een belangrijk knelpunt
Door de uitvoering van allerlei riviermaatregelen is er voldoende leefgebied (plas-dras, slikkige oevers en open water) aanwezig voor de niet-broedvogels. Het areaal agrarische gronden is eveneens voldoende voor grasetende ganzen, smient en wilde zwaan. Het achterblijven van de populatiedoelstelling van sommige soorten wordt veroorzaakt door factoren buiten de Rijntakken (Provincie Gelderland, 2018).
De belangrijkste knelpunten zijn:
-
Verdwijnen van laagdynamische milieus en bereiken van nieuwe gebieden (grote modderkruiper en kamsalamander)
-
Onvoldoende oppervlak en kwaliteit leefgebied voor moerasvogels (en mogelijk ook porseleinhoen)
-
De kleine arealen en versnippering (name de bostypen)
-
Aanwezigheid van exotische grondels (rivierdonderpad)
-
Te intensief agrarisch maaibeheer (kwartelkoning)
Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem
Voor deze passende beoordeling is alleen gekeken naar deelgebied Loevestein, dat grenst aan de Waal. De binnendijkse deelgebieden Pompveld en Kornsche Boezem liggen buiten het riviersysteem en zijn daarom buiten beschouwing gelaten. Door inrichtingsmaatregelen vanuit Ruimte voor de Rivier en het project Munnikenland is er een positieve ontwikkeling te zien voor wat betreft herstel van het riviersysteem (meer dynamiek), waarvan slikkige rivieroevers en stroomdalgrasland profiteren. De verwachting is ook dat door vernatting als gevolg van uiterwaardverlaging de kwaliteit van zachthoutooibos zal verbeteren. Belangrijkste knelpunten in dit gebied zijn nog het begrazingsbeheer dat niet optimaal is afgestemd en de onvoldoende waterkwaliteit in de Boezem van Brakel: door een stabiel peilbeheer in de polder en ganzen zijn er onvoldoende mogelijkheden voor de ontwikkeling van meren met krabbenscheer. De rivierdonderpad, die langs de stenige oevers van de Waal voorkomt, wordt vermoedelijk bedreigd door exotische grondels (Provincie Gelderland, 2022). In de Natuurdoelanalyse (Arcadis, 2023) is aangegeven dat er geen knelpunten zijn ten aanzien van de stikstofgevoelige habitattypen en dat er geen sprake is van verslechtering.
De belangrijkste knelpunten die worden beschreven zijn:
-
Aanwezigheid van exotische grondels (rivierdonderpad)
-
Beheer (begrazing, peilbeheer en ganzen)
Uiterwaarden Lek
Uit de natuurdoelanalyse blijkt dat voor alle instandhoudingsdoelen in dit gebied aanvullende maatregelen nodig zijn om de doelen te halen. De belangrijkste knelpunten zijn een verstoorde rivierdynamiek waardoor er sprake is van verdroging en te weinig hydro- en morfodynamiek. Dit wordt ook veroorzaakt door de ligging van de habitattypen aan een zijarm van de rivier waardoor sprake is van beperkte erosie en sedimentatie. Verder gaat het om kleine oppervlakten die daardoor geïsoleerd zijn en kwetsbaar in het voortbestaan.
De doelstelling voor glanshaverhooiland kan met aangepast beheer worden behaald. Voor de kamsalamander zijn de populaties nu klein en onvoldoende met elkaar verbonden. Overwinterlocaties ontbreken geheel (Provincie Utrecht, 2023).
De belangrijkste knelpunten zijn:
-
Verstoorde rivierdynamiek
-
Te kleine arealen en versnippering
-
Beheer
Benedenlopen rivieren met zwak getij
Uiterwaarden Zwarte Water & Vecht
In 2020 is gestart met verschillende werkzaamheden om de inundatie zoveel mogelijk terug te brengen, mede ten gunste van de kievitsbloemhooilanden. Verdere maatregelen zijn aanleg van een nevengeul, optimalisatie van het peilbeheer, verbetering van de kwaliteit van rietlanden en uitbreiding van hardhoutooibos. Met deze maatregelen moeten de bestaande knelpunten ten aanzien van hydrologie en te weinig riet van goede kwaliteit voor moerasvogels worden opgelost (Provincie Overijssel, 2017).
In de Natuurdoelanalyse (Provincie Overijssel, 2023) is geconcludeerd dat door het hydrologisch herstel verslechtering wordt voorkomen, de kleine arealen en geïsoleerde ligging van habitattypen een resterend knelpunt zijn voor het bereiken van de instandhoudingsdoelen.
De belangrijkste knelpunten zijn:
-
Te kleine arealen en versnippering
Benedenlopen rivieren met sterk getij
Biesbosch
Een belangrijk knelpunt in de Biesbosch is het wegvallen van de getijdewerking waardoor de dynamiek grotendeels is weggevallen en successie en verlanding optreden. Er is ook sprake van ophoping van slib. Dit alles is ongunstig voor ooibossen, stroomdalgraslanden, slikkige rivieroevers, moeras en rietvelden als broedgebied voor onder andere de roerdomp en bruine kiekendief. De afsluiting van het Haringvliet heeft ook geleid tot een achteruitgang van trekvissen, terwijl het leefgebied wel op orde is maar niet bereikt kan worden. Om dit knelpunt op te lossen worden de Haringvlietsluizen regelmatig op een kier gezet. Het is nog niet bekend of dit het gewenste effect heeft op de trekvissen. Uit de Natuurdoelanalyse blijkt dat zonder het treffen van aanvullende maatregelen niet voor alle soorten en habitats de doelstelling behaald wordt. Dit ligt merendeel aan de verminderde rivierdynamiek en opkomst van exoten (zoals reuzenbalsemien). In de Natuurdoelanalyse worden de volgende belangrijkste knelpunten in het gebied beschreven (Arcadis, 2023):
-
Verminderde rivierdynamiek (verdroging en te weinig inundatie)
-
Te kleine arealen en versnippering
-
Te hoge voedselrijkdom oppervlaktewater
-
Onvoldoende beheer, recreatie, jacht en visserij
-
Exoten
Samenvatting knelpunten
Op basis van bovenstaande informatie uit Natura 2000-beheerplannen en Natuurdoelanalyses kan op hoofdlijnen geconcludeerd worden dat de belangrijkste knelpunten in het rivierengebied bestaan uit:
-
Verstoorde rivierdynamiek (onder andere te geringe inundatie)
-
Kleine arealen & versnippering
-
Verdroging
-
Stikstofdepositie
-
Onvoldoende beheer
-
Exoten
Bij de beoordeling van de effecten van het voorgenomen beleid vanuit IRM bieden deze knelpunten houvast. Als een knelpunt door de ontwikkelingen wordt versterkt kan dit een indicatie zijn van vergroting van het risico op significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden. Bij de inschatting van de risico’s zijn met name de aspecten ruimtebeslag, samenhang, rivierdynamiek en verdroging in beeld.
- 1 Natura 2000-gebied Rijntakken | Sovon Vogelonderzoek