Conclusie

IRM nodig voor realisatie Natura 2000-opgave

De ambitie van IRM is een toekomstbestendig riviersysteem dat meervoudig bruikbaar is en als systeem goed functioneert. De ambitie is aan de hand van de opgaven vertaald in een aantal te realiseren doelen voor de verschillende rivierfuncties, waaraan middels IRM een bijdrage wordt geleverd. Doelen worden geformuleerd als te bereiken eindsituaties, die overigens niet geheel binnen IRM worden gerealiseerd, maar waarvoor ook beleidsontwikkeling en besluitvorming aan andere tafels plaatsvindt, waaronder NPLG.

Eén van de doelen is natuur en ecologische waterkwaliteit: een dynamisch riviersysteem met robuuste riviernatuur, waarmee ook de instandhouding van de in het kader van de KRW en Natura 2000 gerealiseerde of nog te realiseren doelen is geborgd.

Het natuurlijk riviersysteem wordt hersteld door het creëren van een samenhangend netwerk van natuurgebieden en verbindingszones, waarin typische rivierecotopen worden versterkt en uitgebreid. Deze doelstelling is vastgelegd in een streefbeeld PAGW waarbij ingezet wordt op herstel van de natuurlijke dynamiek van de rivieren (natuurlijke hydro- en morfodynamiek, een goede ecologische waterkwaliteit en voldoende ruimte voor natuur).

Maatregelen die nu al zijn benoemd en vastgelegd in het kader van de natuurafspraken tussen rijk en provincie, de KRW en de beheerplannen voor Natura 2000 vormen voor de PAGW en daarmee ook het IRM een gegeven en een vertrekpunt.

Samenvattend kan geconcludeerd worden dat de beleidskeuze voor bodemligging en sedimenthuishouding en de maatregelen die nodig zijn om de beleidskeuze te bereiken een positieve bijdrage hebben op de Natura 2000-doelen en in de eindfase geen risico hebben op significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden. De dalende rivierbodem en de daarmee samenhangende lagere grondwaterstanden in de uiterwaarden en daarbuiten leiden tot verdroging van uiterwaarden. Het verhogen van het zomerbed is daarmee een belangrijk middel om het knelpunt van verdroging in de uiterwaarden tegen te gaan. Het draagt bij aan herstel van de verstoorde rivierdynamiek en vergroot de potentie voor realisatie van natte riviernatuur. Dat is nodig om uiteindelijk het knelpunt van te kleine arealen en versnipperde leefgebieden in de Natura 2000-gebieden op te kunnen lossen .

Daarnaast hebben de beleidskeuze voor afvoer en bergingscapaciteit en de maatregelen die nodig zijn om de beleidskeuze te bereiken een positief effect op het realiseren van de Natura 2000-opgave, ook voor de toekomst wanneer klimaateffecten een steeds grotere impact hebben op de natuuropgave. Belangrijke voorwaarden (condities) voor het herstel van de natuurlijke dynamiek zijn het voorkomen van verdere bodemerosie, verhoging van de bodemligging van de rivier en verlaging van uiterwaarden en zomerkades, aansluitend bij de DNA van de rivier.

Rivierverruimende ingrepen die onderdeel zijn van de uitwerking van het programma IRM, zijn belangrijk om de rivierbodemerosie te beperken, en de daaraan gerelateerde knelpunten in de Natura 2000-opgave, waaronder de verstoorde rivierdynamiek, verdroging, versnippering en te kleine arealen aan te pakken. Daarmee zijn de beleidskeuzes vanuit IRM uitvoerbaar vanuit de Wet natuurbescherming.

Aandachtspunten voor vervolgbesluiten

Het beleid uit het programma IRM is nog niet zo concreet uitgewerkt dat de effecten al volledig in beeld gebracht kunnen worden. Uit deze passende beoordeling zijn wel aandachtspunten voor vervolgbesluiten naar voren gekomen. Deze aandachtspunten leiden niet tot conflicterende doelen waardoor beleidsaanpassing van IRM nodig zou zijn, maar moeten in de vervolgfase ook niet uit beeld raken.

  • Herinrichting van het rivierengebied gaat ten koste van landbouwgronden wat met name in de Rijntakken tot gevolg zal hebben dat de draagkracht voor grasetende watervogels zal veranderen. Bij de nadere uitwerking van dit beleid in integrale gebiedsontwikkelingen moet hier aandacht voor zijn, waarbij ook binnendijkse gebieden die buiten de Natura 2000-begrenzing vallen betrokken moeten worden. Grasetende watervogels zijn immers gebonden aan voedselrijke graslanden, maar dergelijke foerageergebieden zijn ook buiten het rivierengebied aanwezig.

Herinrichting heeft ook tot gevolg van de rivier meer invloed krijgt in de uiterwaarden waardoor de rivierdynamiek zal toenemen. Vanuit PAGW is ook het doel om laagdynamische hotspots te behouden en verder te versterken, deze zijn belangrijk voor de samenhang. De aandacht moet dan ook vooral gaan naar de kleinere en tussenliggende laagdynamische gebieden. Soorten als kamsalamander en grote modderkruiper komen hier bijvoorbeeld voor. Bij de verdere uitwerking van de rivierverruiming moet er aandacht zijn voor voldoende laagdynamische milieus die zowel onderling als met binnendijkse gebieden verbonden zijn.

Dat maatregelen ten behoeve van een ecologisch robuust riviersysteem ook negatieve gevolgen hebben voor bepaalde Natura 2000-doelen wordt in het kader van PAGW ook onderkend en hiervoor is aandacht in het Natuurwinstplan en de verdere uitwerking van dit beleid.

Aandachtspunten voor aanlegfase

Ook voor de aanlegfase zijn risico’s voorzien, met name wanneer maatregelen op grote schaal en tegelijkertijd worden uitgevoerd. In de praktijk zal dit niet zo snel aan de orde zijn omdat de gevolgen tijdelijk zijn en de uitwerking van het beleid en de uiteindelijke uitvoering gefaseerd zal plaatsvinden.

  • Tot de mogelijke maatregelen om de beleidskeuze voor bodemligging en sedimenthuishouding te realiseren behoren suppleties in de hoofdstroom van de rivieren. Dit is het leefgebied van habitatrichtlijnsoorten als zeeprik, rivierprik, elft en zalm. Het is van belang om bij uitvoering van de suppleties te voorkomen dat op te grote schaal sprake is van verstoring of andere vorm van aantasting van dit leefgebied.

  • Geluid, licht en menselijke aanwezigheid zijn vormen van verstoring die optreden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden en die gevolgen kunnen hebben voor verstoringsgevoelige soorten als vogels. In hoeverre er sprake is van negatieve gevolgen is geheel afhankelijk van de wijze van uitvoering en de periode van uitvoering. Ook het tegelijkertijd uitvoeren van verschillende werkzaamheden in het rivierengebied kan hierbij een rol spelen, met name als alternatieve leefgebieden niet voldoende beschikbaar zijn en als soorten geen ruimte hebben om hun leefgebied tijdens de werkzaamheden tijdelijk te ontvluchten.

  • Rivierverruimende maatregelen die onderdeel zijn van de uitwerking van het programma IRM zullen (ook) plaatsvinden op landbouwgronden. Het stopzetten van het landbouwkundig gebruik leidt tot een permanente afname van stikstofdepositie. Naar verwachting is deze permanente afname ruim voldoende om de gevolgen van tijdelijke en beperkte toename door de inzet van materieel op te heffen.