Huidig beleid

Door te werken aan het verbeteren van de systeemkenmerken van de rivieren draagt IRM bij aan het bereiken van huidige beleidsdoelen van verschillende rivierfuncties. In aansluiting op de Waterwet en het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 (NWP) onderscheidt IRM vijf rivierfuncties. De huidige beleidsdoelen voor deze rivierfuncties laten zich als volgt samenvatten:

Voor de rivierafvoer bij hoogwater: een veilige afvoer en berging van hoogwater. Hiervoor zijn afspraken gemaakt over de maximale afvoer die verschillende riviertakken aan moeten kunnen. Waterkeringen, zoals dijken, dienen in 2050 te voldoen aan de normen voor waterveiligheid. Waterschappen en Rijkswaterstaat werken samen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma om op tijd aan de normen te voldoen. Zowel dijkversterking als rivierverruiming kan ingezet worden om de normen te halen, waarbij de keuze hiervoor wordt bepaald op basis van een brede maatschappelijke kosten-baten-afweging.

Voor verschillende riviertakken is afgesproken welke hoeveelheid water zij veilig moeten kunnen afvoeren. Dit is vastgelegd in het NWP 2022-2027.

Voor de zoetwaterbeschikbaarheid en drinkwatervoorziening is het doel een robuuste zoetwaterbeschikbaarheid in periodes van droogte en lage afvoeren door middel van een hoofdwatersysteem dat bestand is tegen een droogte die in 2050 gemiddeld eens per 20 jaar voorkomt in het Stoomscenario.

Binnen genoemde frequentie is er voldoende wateraanvoer naar de nationale zoetwaterbuffers en -zones in het hoofdwatersysteem, de kanalen, innamepunten voor drinkwaterwinning en het regionale watersysteem (inclusief het grondwatersysteem). Concreet houdt dit in:

  • Voor de Rijntakken: bij afnemende afvoeren wordt er zo lang mogelijk, tot een afvoer van 1.300 m3/s te Lobith, minimaal 285 m3/s via de IJssel en 30 m3/s via de Nederrijn afgevoerd.

  • De afvoer van Waal, Lek en Maas wordt mede benut voor het tegengaan van verzilting in het westen van het land en de afvoer van de IJssel is mede nodig om verzilting bij de Afsluitdijk tegen te gaan.

Voor natuur en ecologische waterkwaliteit is het doel een dynamisch riviersysteem met robuuste riviernatuur, waarmee ook de instandhouding van de in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Natura 2000 gerealiseerde of nog te realiseren doelen is geborgd.

Het natuurlijk riviersysteem wordt hersteld door het creëren van een samenhangend netwerk van natuurgebieden en verbindingszones, waarin typische rivierecotopen worden versterkt en uitgebreid. Deze doelstelling is vastgelegd in een streefbeeld PAGW waarbij ingezet wordt op herstel van de natuurlijke dynamiek van de rivieren (natuurlijke hydro- en morfodynamiek, een goede ecologische waterkwaliteit en voldoende ruimte voor natuur).

Voor de bevaarbaarheid is het doel om de bevaarbaarheid te behouden voor de huidige scheepvaartklassen en het behouden en ontwikkelen van toegankelijke en bereikbare (overnachtings) havens en sluizen, zodat internationaal afgesproken scheepvaartcorridors in stand gehouden worden. Hiermee wordt bijgedragen aan de doelen van de Mobiliteitsvisie 2050[1] waarin wordt ingezet op het versterken van het goederenvervoer over spoor en water om het wegtransport te ontlasten, maar ook aan de doelen uit de Kamerbrief Toekomst binnenvaart[2] om de hoofdvaarwegen klimaatadaptief in stand te houden en in te richten, zodat zij geschikt zijn om de verwachte toekomstige economische groei en de beoogde modal shift te blijven faciliteren.

De huidige scheepvaartklassen op de rivieren, zoals nu vastgelegd in internationale afspraken, blijven faciliteren.

Voor regionale economische ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit is het doel om ruimte te creëren voor en het stimuleren van regionale ontwikkelingen passend bij de kenmerken en identiteit van het gebied. Inzet is meervoudig en duurzaam gebruik van het riviersysteem met specifieke aandacht voor natuurinclusieve landbouw, riviergebonden bedrijvigheid, drinkwater(winning), bouwgrondstoffen en (water)recreatie. Nieuwe niet-rivierbonden activiteiten in de uiterwaarden worden conform de beleidsbrief Water en Bodem sturend niet meer toegestaan.

Samenhangen en samenwerking tussen programmatische aanpak IRM en andere beleids- en/of uitvoeringsprogramma’s

Het Programma IRM geeft voor het rivierengebied invulling aan de beleidsbrief Water en Bodem sturend[3]. Daarmee levert het programma input aan de landelijke ruimtelijke puzzel die door het Rijk en regio gelegd wordt om de grote transitieopgaven klimaatadaptatie, energietransitie, de woningbouw- opgave en de landbouwtransitie te kunnen inpassen. Het realiseren van deze beleidskeuzes gebeurt met als doel om bij te dragen aan het realiseren van de beleidsdoelen en de opgaven van de vijf rivierfuncties. Hierdoor bestaat er op verschillende niveaus nauwe samenhang tussen hetgeen in te kader van de programmatische aanpak IRM gebeurt en hetgeen er binnen andere beleidsterreinen en uitvoeringsprogramma’s gebeurt.

Hieronder wordt deze samenhang beschreven:

Deltaprogramma (DP) – Vanwege de werking van het hoofdwatersysteem en vanwege de inhoudelijke samenhang hebben diverse thema’s en gebieden van het Deltaprogramma (DP-IJsselmeergebied, DP-Rijnmond-Drechtsteden en Zuid-Westelijke Delta of DP-Zoetwater) een direct belang bij de formulering en uitwerking van de beleidskeuzes IRM. Er vindt elke zes jaar een herijking plaats van de deltabeslissingen en regionale strategieën. De eerstvolgende vindt plaats in 2026.

Deltaprogramma (DP) Zoetwater – Het doelbereik van maatregelen in het kader van IRM voor de afvoerverdeling bij lage rivierafvoeren en daarmee de bijdrage aan een robuuste zoetwaterbeschikbaar- heid in periodes van droogte en lage afvoeren is nog niet duidelijk. Alternatieve maatregelen die het DP Zoetwater uitwerkt moeten daarom worden afgewogen tegen de resultaten die IRM oplevert.

Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW)Het bijeenbrengen van de PAGW-opgaven – (natuur)ontwikkeling langs en in grote rivieren, IRM-opgaven en HWBP-opgaven vindt plaats in integrale gebiedsuitwerkingen. Het formuleren en uitwerken van deze integrale gebiedsontwikkelingen zijn onderdeel van de uitvoeringsstrategieën Rijn en Maas. In de eerste fase van de routekaart IRM zal onder andere in de PAGW pre-verkenning Gelderse poort geëxperimenteerd worden met het bijeen- brengen van de IRM en PAGW opgaven en gekeken worden welke procescondities hiervoor nodig zijn. Looptijd tot 2050.

Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) – Het bijeenbrengen van HWBP-opgaven dijkverster- kingstrajecten langs de rivieren – en IRM-opgaven en PAGW-opgaven vindt plaats in de integrale gebiedsuitwerkingen. Het formuleren en uitwerken van deze integrale gebiedsontwikkelingen zijn onderdeel van de uitvoeringsstrategieën Rijn en Maas. In de eerste fase van de routekaart IRMzal onder andere in de MIRT-verkenning Zuidelijk Maasdal geëxperimenteerd worden met het bijeenbrengen van waterveiligheidsopgaven met andere opgaven. Het HWBP heeft een looptijd tot 2050.

Kaderrichtlijn Water (KRW) – Vanwege de urgentie en het feit dat de besluitvorming reeds is afgerond zijn de eerste, tweede en derde tranche KRW-maatregelen een gegeven voor IRM. Eventuele vervolg- maatregelen voor de KRW die vallen binnen de gebiedsafbakening van IRM zouden wellicht onderdeel kunnen worden van integrale gebiedsontwikkelingen. De besluitvorming hierover is nog niet aan de orde en nog niet voorzien. De KRW heeft een looptijd tot en met 2027.

De PPLG’s (Provinciaal Programma Landelijk Gebied), als onderdelen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), zijn nog in ontwikkeling. De gebiedsafbakening van IRM omvat de buiten-dijkse gebieden van de bovenstroomse delen van Rijntakken en Maas. Grote wateren (waaronder de grote rivieren) vallen buiten de scope van de PPLG’s. Er zijn twee situatie waarbij de PPLG’s en IRM elkaar in potentie kunnen raken:

  1. Voor de realisatie van opgaven die deel uitmaken van het Programma IRM is wellicht fysieke ruimte binnendijks (zoals dijkverlegging) nodig. Het kan zijn dat voor deze binnendijkse ruimte ook een PPLG-opgave geldt. In dat geval zullen de betreffende bevoegde gezagen moeten besluiten tot integrale afweging van of de IRM-opgave en/of de PPLG-opgaven prevaleert of dat deze wellicht gecombineerd kunnen worden

  2. Voor de realisatie van een binnendijkse PPLG-opgave zijn wellicht interessante buitendijkse
    oplossingen mogelijk (zoals realisatie van natuurwaarden). De looptijd van de PPLG’s is tot en met 2030.

Vervangen & Renoveren (V&R) stuwen Maas – Vanwege het naderen van de technische levensduur van de stuwen in de Maas, wordt de vernieuwingsopgave van de stuwen in een planfase uitgewerkt. In het regioadvies Stuwen Maas en de aanvullingen daarop is geconcludeerd dat het huidige systeem (het aantal stuwen en de locatie ervan) toekomstvast is en een systeemsprong zou leiden tot een minder klimaatrobuust systeem in de Maas. Afstemming vindt plaats om mogelijke doelstellingen van het Programma IRM voor het Maassysteem te kunnen combineren met de komende vernieuwingsopgave.

  • 1 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2023/03/17/hoofdlijnennotitie-mobiliteitsvisie-2050
  • 2 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2022/11/30/toekomst-binnenvaart
  • 3 www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2022/11/25/water-en-bodem-sturend