Beleidskeuzes rivierbodemligging en sedimenthuishouding
De beleidskeuzes voor rivierbodemligging en sedimenthuishouding zijn als volgt:
1. Uit de onderzoeken is gebleken dat de meest urgente opgaven zijn: het stoppen van de erosie van de rivierbodem van Maas en Rijntakken en het waar nodig en haalbaar weer omhoog brengen van eroderende delen van de Rijntakken.
-
Voor de Maas bovenstrooms van Lith en voor de Rijntakken is het stoppen van de bodemerosie cruciaal. Daartoe zal het Rijk ontgrondingen in het zomerbed zo snel mogelijk beëindigen, tenzij een (zwaarwegend) algemeen belang zoals vaargeulverdieping zich daartegen verzet.
-
Voor de Gemeenschappelijke Maas moet aanvullend op het beëindigen van ontgrondingen ingezet worden op het toevoegen van sediment om verdere daling van de bodem in het rivierbed te stoppen.
-
Voor het stoppen van de erosie in de Rijntakken worden aanvullend op het beëindigen van ontgrondingen in het zomerbed, maatregelen uitgewerkt (waar onder het toevoegen van sediment in de eroderende trajecten) vanwege de grootschalige opgave langs de Waal, Pannerdensch Kanaal en IJssel.
-
Aanvullend wordt voor de Rijntakken, waar dit nodig en haalbaar is, ingezet op het op termijn weer verhogen van de rivierbodem. Ook hiervoor worden maatregelen nader uitgewerkt.
Het Rijk zal voor de lopende ontgrondingen in het zomerbed (zie 1a) bezien wanneer deze concreet gestopt kunnen worden.
Met deze beleidskeuzes wordt bijgedragen aan een betere verdeling van zoetwater over de riviertakken, betere systeemkenmerken voor natuur en landbouw en het oplossen van knelpunten voor de scheep- vaart. De maatregelen zijn naar verwachting een mix van technisch/infrastructurele ingrepen, rivierverruiming en sedimentsuppleties en zullen in fase 1 van IRM worden uitgewerkt en beoordeeld op effecten (inclusief de concrete effecten op de benedenstroomse gebieden zoals het IJsselmeer en de Rijn-Maasmonding). Dit leidt tot de essentiële stap vanuit IRM: het opstellen van een aanpak voor rivierbodemzorg. De uitwerking wordt in samenwerking met de belanghebbenden opgepakt en gaat ook in op de verhoging van de rivierbodem die zal worden nagestreefd, in fase 1 wordt hierover een besluit genomen[1], waarbij de focus ligt op het doelbereik en de urgentie voor de vijf rivierfuncties.
In figuur 7 (Opgave rivierbodemligging en sedimenthuishouding), is weergegeven op welke trajecten de hierboven genoemde opgave voor de rivierbodem het grootst is (waar de rivierbodem het meest is gedaald).
Figuur 7: Opgave rivierbodemligging en sedimenthuishouding
2. Om een duurzame sedimenthuishouding en een betere beheerbaarheid van de rivierbodem te bereiken, wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de natuurlijke morfodynamiek van de rivier. Het streven is dat het doorgaand sedimenttransport wordt behouden en de rivieren zodanig ingericht worden dat de baggerinspanning voor de instandhouding van de vaarweg zo beperkt mogelijk is. Concreet wordt, naast gebiedsgerichte ingrepen en het beëindigen van ontgrondingen in het zomerbed, ingezet op:
-
Terugstorten van sediment dat voor vaarwegonderhoud wordt gebaggerd, op een locatie met voldoende diepte (mits de baggerspecie voldoende schoon is voor terugstorten in de rivier).
-
Het stoppen met zomerbedverdiepingen en een onderzoek naar de langetermijn instandhouding van in het verleden aangebrachte zomerbedverdiepingen.
-
Zodanige dimensionering van ingrepen in het winterbed dat deze bijdragen aan het beperken van bodemerosie.
Met deze beleidskeuzes wordt bijgedragen aan het verbeteren van de situatie voor de zoetwater- voorziening, drinkwaterinnamepunten, grondwaterstanden, natuur en bevaarbaarheid. Concreet gaat het om de aanvoer van water naar de IJssel, het IJsselmeer, de Twentekanalen, Brabantse kanalen en het regionale watersysteem.
- 1 Dit besluit richt zich op de invulling van het richtinggevend voorkeursalternatief uit de planMER.