Ontwikkelingen toegespitst op de Rijn
Voor de Rijntakken speelt de afvoerverdeling bij hoge rivierafvoeren een belangrijke rol. De afgesproken verdeling bij extreem hoge afvoeren, waarbij de Nederrijn-Lek wordt ontzien, kan vooralsnog worden gerealiseerd conform afspraak met de huidige regelwerken. Of dat op lange termijn mogelijk blijft is de vraag. Bij lage rivierafvoeren veroorzaakt de ongelijke daling van de rivierbodem in de verschillende Rijntakken voor een verschuiving van de afvoer naar de Waal, ten koste van de andere takken. Dit heeft effect op de wateraanvoer naar het IJsselmeer en het regionale watersysteem. Via het stuwprogramma bij Driel lukt het steeds minder om de afvoerverdeling te realiseren zoals afgesproken. Maar er ontstaan ook knelpunten voor de scheepvaart. Het gaat dan om knelpunten door versmalling van de vaarweg en onderschrijding van minimale vaarwegdiepte, (sluis)drempels voor de doorvaart naar de kanalen en havens (Amsterdam-Rijnkanaal, Twentekanaal, haven Deventer, vaarweg Oude IJssel), het vrij komen liggen van kabels en leidingen en de stabiliteit van oevers en kunstwerken. Lage waterstanden hebben ook effect op de natuur en ecologische waterkwaliteit. De kwaliteit van de riviernatuur is achteruitgegaan. Verdroging heeft negatieve gevolgen voor de kwaliteit van de uiterwaardennatuur. Verzilting speelt nu (nog) aan de benedenstroomse randen van het plangebied en kan effect hebben op de innamepunten voor drinkwater.
Figuur 2‑8 Ontwikkelingen Maas en Rijn