Gebruiksfuncties rivierengebied

Onder het milieuthema gebruiksfuncties rivierengebied vallen de aspecten wonen en werken, recreëren, landbouw, beschikbaarheid drink- en industriewater, stabiliteit oevers en kunstwerken, delfstofwinning en kabels en leidingen.

Wonen en werken

Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de huidige situatie (anno 2022) en de referentiesituatie (anno 2050) voor wonen en werken. Hierbij wordt er gekeken naar de mate van verandering voor de buitendijkse woon en werk functie.

Huidige situatie

Langs de rivier zijn op veel plekken woonkernen te vinden. De woonkernen bevinden zich over het algemeen binnendijks. Slechts op een paar plekken zijn woonfuncties buitendijks gelegen. De grafiek in figuur 5-27 laat zien dat er in 2019 in totaal ongeveer 140.000 buitendijkse woningen aanwezig waren. Daarnaast blijkt uit figuur 5-28 dat de bebouwing buitendijks in de laatste jaren nog steeds toeneemt. Bedrijvigheid is op meer plekken buitendijks te vinden, maar over het algemeen beperkt. Veel riviergebonden bedrijvigheid is afhankelijk van de buitendijkse ligging, zoals overslag, scheepswerven en steenfabrieken (zie voorbeeld 5-29).

Langs de Maas wordt bij zowel Gennep, Maasgouw, Maastricht als Roermond in het rivierbed van de Maas gebouwd. Langs de Rijn wordt er in veel mindere mate in het rivierbed gebouwd. Dit komt omdat er bij de Rijn veel minder niet-stroomvoerende delen in het rivierbed zijn dan bij de Maas en in de Rijn-Maasmonding. Voor woningbouw gelden in de stroomvoerende delen van de rivier strikte regels vanuit de beleidslijn Grote Rivieren. Het beeld wordt daardoor deels vertekend. Zowel de Rijn als in mindere mate de Maas kennen ook stroomvoerend gebied, waarin mondjesmaat wordt gebouw, met sporadisch een groter bouwplan (zoals Stadsblokken Meinerswijk Arnhem). Hier worden in totaal meer dan 1000 woningen gebouwd in de komende jaren. Veel buitendijkse bebouwing vindt plaats in de regio Rijnmond-Drechtseden, maar dit gebied ligt buiten de scope van IRM. In Figuur 5-30 is te zien dat er langs het stroomgebied van de Rijn ook minder woonkernen aanwezig zijn dan in de regio Rijnmond-Drechtsteden en langs de Maas.

In de huidige situatie zijn er voor zowel de Rijntakken als de Maas nog geen problemen geconstateerd voor de binnendijkse en buitendijkse woon- en werkfunctie, en scoren beide trajecten ‘groen’.

Deze afbeelding laat het aantal woningen in het niet-stromende deel van het rivierbed zien tussen 2000 en 2021. Het aantal nam in die periode toe.

Figuur 5‑27 Aantal woningen in het niet-stromende deel van het rivierbed (Ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed van grote rivieren, 2000 - –021 | Compendium voor de Leefomgeving (clo.nl))

Deze afbeelding laat de toename van aantal woningen in het niet-stromende deel van het rivierbed zien tussen 2000 en 2021 voor verschillende steden. In bijna elke stad nam het aantal die periode toe. In Rotterdam was de toename het grootste.

Figuur 5‑28 Toename aantal woningen in het niet-stroomvoerende deel van het rivierbed in de periode 2000-2021 Ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed van grote rivieren, 2000 - –021 | Compendium voor de Leefomgeving (clo.nl))

Deze afbeelding geeft een voorbeeld van buitendijkse bedrijvigheid in Wijchen. Het gaat om een leverancier van bouwmaterialen langs de Loonse Waard.

Figuur 5‑29 Voorbeeld buitendijkse bedrijvigheid Wijchen (Nijmegen).

Deze afbeelding laat het binnendijks en buitendijks bodemgebruik zien, in combinatie met de primaire keringen. Langs het stroomgebied van de Rijn zijn minder woonkernen aanwezig dan in de regio Rijnmond-Drechtsteden en langs de Maas.

Figuur 5‑30 Bodemgebruik binnendijks en buitendijks in combinatie met primaire keringen

Deze afbeelding laat de werkgebieden zien. Langs het stroomgebied komen met name bouwterreinen en bedrijfsterreinen voor.

Figuur 5‑31 Werkgebieden (Atlas van de Regio, n.d.) Kaarten - Atlas van de Regio | PBL Planbureau voor de Leefomgeving

Referentiesituatie

Door toename van de bevolkingsdruk zal de vraag naar woningen blijven stijgen. Als gevolg daarvan zal de vraag naar bebouwing in het rivierbed naar verwachting ook toenemen (zie Figuur 5-27 en 5-28). De deltacommissaris adviseert dat er in de toekomst voorkomen moet worden dat er woningen gebouwd worden die de doorstroming van het water en de ruimte voor waterberging inperken. Dit heeft nog geen effect op bestaande bouwplannen, maar mogelijk wel voor toekomstige bouwplannen. Bestaande bebouwing die in de toekomst een beperking oplevert, moet eventueel worden aangepast of geleidelijk verplaatst worden (Deltaprogramma, 2021).

Naar verwachting zullen door klimaatverandering hoge en zeer hoge afvoeren vaker voorkomen, waardoor ook hoogwaterstanden frequenter worden. Voor de toekomstige situatie in 2050 wordt voor de stroomgebieden van de Maas en de Rijn verwacht dat zij een grote overstromingskans hebben (>1/30 jaar) (Klimaateffectatlas, n.d.). In de referentiesituatie worden deze hoogwaterstanden opgevangen met dijkversterkingen, waardoor binnendijkse woningen beschermd blijven. Voor buitendijkse woningen en bedrijven betekent dit echter dat er in de toekomst knelpunten kunnen optreden ten aanzien van bijvoorbeeld bereikbaarheid, waterschade en veiligheid. Wanneer er meer gebouwd wordt in buitendijkse gebieden neemt dit risico verder toe.

De effecten voor buitendijks wonen en bedrijvigheid zullen het grootst zijn langs de Maas, waar meer woon- en werkfuncties buitendijks liggen dan langs de Rijntakken.

De referentiesituatie scoort voor zowel de Rijntakken als de Maas ‘oranje’ vanwege de verwachte knelpunten in de toekomst.

Deze afbeelding laat zien welke gebieden in Nederland geschikt zijn voor bebouwing met geplande woningen tot 2029. Langs het stroomgebied zijn vaak kleinere hoeveelheden woningen gepland.

Figuur 5‑32 Geschiktheidskaart bebouwing met geplande woningen tot 2029 (https://www.deltaprogramma.nl/nieuws/nieuws/2021/12/06/advies-deltacommissaris-houd-bij-woningbouw-rekening-met-het-klimaat-van-de-toekomst)

Recreëren

Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de huidige situatie (anno 2022) en de referentiesituatie (anno 2050) voor recreatie.

Huidige situatie

In de huidige situatie vindt er op verschillende manieren recreatie plaats in en rondom het rivierengebied, zoals: wandelen, struinen en fietsen op de dijk of in de uiterwaarden, vaarrecreatie, watersport (kanoën, (sport) vissen, pleziervaart), zwemrecreatie, pootjebaden of verblijven op één van de campings of vakantieparken. Langs de rivieren bevinden zich diverse wandel, fiets en struinpaden, havens, vogelkijkhutten, uitzichtpunten, zwemplassen, horecavoorzieningen, en dergelijke, om in de recreatiebehoeftes te voorzien (zie Figuur 5-33).

In de huidige situatie scoort recreatie daarom ‘groen’.

Deze afbeelding laat zien hoeveel recreatie er is in het rivierengebied op basis van verschillende wandelroutes. Langs de rivieren bevinden zich diverse wandel, fiets- en struinpaden, havens, vogelkijkhutten, uitzichtpunten, zwemplassen en horecavoorzieningen.

Figuur 5‑33 Recreatie in het rivierengebied (Atlas van de Regio, n.d.)

Referentiesituatie

In de nabije toekomst wordt een forse verstedelijkingsopgave verwacht voor Nederland. Een deel van deze verstedelijking zal plaatsvinden in het rivierengebied. De toename van verstedelijking leidt tot een toenemende vraag van recreatieve mogelijkheden, zowel in de uiterwaarden als in de rivieren zelf. Daarnaast zal de toename van recreatiemogelijkheden de vraag naar vakantieparken en campings in het rivierengebied ook doen toenemen.

Naar verwachting komen er als gevolg van klimaatverandering meer zomerse dagen, waardoor de recreatie in het rivierengebied zal toenemen. Daarnaast bieden de plannen zoals bijvoorbeeld ‘Stadsblokken Meinerswijk’, ‘Rivierklimaatpark IJsselpoort’ en ‘Meanderende Maas’ een impuls aan de recreatie.

De toename in waterrecreatie als gevolg van meer zomerse dagen kan een negatief effect hebben op de waterkwaliteit, door een toename in PPCP’s (pharmaceuticals & personal care products) en nutriënten in het water. Ook zullen droogtes langduriger worden, wat eutrofiëring van het oppervlaktewater als gevolg heeft. Hierdoor is de kans groter dat het water troebeler wordt. Daarnaast neemt de aanwezigheid van ziekteverwekkers en andere bacteriën toe. Ook kunnen in het geval van hoogwater er in extreme situaties beperkingen of stremmingen worden opgelegd. In juni 2021 zorgden hoogwatergolven voor gevaarlijke situaties voor de recreatievaart, als gevolg van hoge stroomsnelheden en moeilijke manoeuvreerbaarheid. Tot slot zorgt drijfvuil voor gevaarlijke situaties voor de recreatievaart (Deltares, 2021). Deze effecten zijn echter alleen nadelig voor vormen van recreatie die in de rivier plaatsvinden, zoals zwemmen en recreatievaart.

Aangezien de mogelijkheid tot recreatie over het algemeen toeneemt door de combinatie van meer zomerse dagen en meer recreatieve maatregelen als gevolg van uitgevoerde plannen, scoort de referentiesituatie voor zowel de Rijntakken als de Maas ‘groen’.

Landbouw

Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de huidige situatie (anno 2022) en de referentiesituatie (anno 2050) voor landbouw.

Huidige situatie

In 2015 werd van de totale oppervlakte ongeveer 54% (2,2 miljoen hectare) in gebruik als landbouwterrein. In de periode 1980-2018 heeft er in de land- en tuinbouw in Nederland een flinke schaalvergroting plaatsgevonden. Terwijl het aantal bedrijven met 63% afnam, nam de oppervlakte landbouwgrond met maar 12% af. Sinds 2000 is er ook een daling in de hoeveelheid landbouwgrond te zien. Langs de Maas en de IJssel is voor het grootste deel bouwland aanwezig (WSP et al., 2021). Langs de Nederrijn en het begin van de Lek vindt op een aantal plekken ook fruitteelt plaats. Verder bestaat het gebied langs de Nederrijn en Lek vooral uit agrarisch grasland. Het gebied rondom de Bergsche Maas en Boven-Merwede bestaat voor het grootste deel uit agrarisch grasland en bouwland. Buitendijks is de landbouw over het algemeen extensiever, vanwege het risico op (zomer)inundatie. Buitendijkse landbouwgrond wordt daarom vooral gebruikt als productiegrasland of weidegrond. Mais en hoogproductieve gewassen worden vaak niet buitendijks verbouwd, omdat het risico op verlies van de oogst te groot is. Figuur 5‑5-35 geeft inzicht in het percentage van de soorten gewassen die in deze gebieden worden verbouwd.

In Nederland is ongeveer 19% van de graasdier-, akkerbouw- en gemengde bedrijven aan te merken als extensief. Dit betreft 25% van de graasdierbedrijven, 7% van de akkerbouwbedrijven en 5% van de gemengde bedrijven (Agricola et al., 2021).

In de huidige situatie staat de (intensieve) landbouw onder druk als gevolg van o.a. de stikstofcrisis en verslechterende waterkwaliteit. Deze crisis heeft met name een negatief effect op de bestaande (intensieve) landbouw. Vanuit de Rijksoverheid worden verschillende maatregelen getroffen om de stikstofuitstoot van de landbouw te verminderen. In de stikstofwet die per 1 juli 2021 is ingegaan staat beschreven dat in 2025 minimaal 40% van het areaal van de stikstofgevoelige natuur in beschermde Natura 2000-gebieden een gezond stikstofniveau hebben; in 2030 minimaal de helft en in 2035 minimaal 74% (Aanpak Stikstof, n.d.). Andere maatregelen zijn de omslag naar toekomstbestendige (kringloop)landbouw met zo min mogelijk emissie. De negatieve effecten zijn dus met name voelbaar voor de intensieve landbouw, wat het grootste percentage in Nederland bedraagt. Voor zowel de Rijntakken als de Maas staat de landbouw in de huidige situatie onder druk, om deze reden scoort de huidige situatie ‘oranje’.

Deze afbeelding laat het agrarische ruimtegebruik in Nederland zien.

Figuur 5‑34 Agrarisch ruimtegebruik Nederland

Deze afbeelding laat het agrarische ruimtegebruik per provincie zien.

Figuur 5‑35 Agrarisch ruimtegebruik per provincie

Referentiesituatie

De verdergaande gevolgen van klimaatverandering hebben Voornamelijk negatieve effecten op de landbouw. De toenemende kans op extreem weer heeft als gevolg dat er te natte, te droge of te zoute omstandigheden kunnen ontstaan voor de landbouw. Natte omstandigheden resulteren in onvoldoende zuurstof voor het gewas. Wanneer de gasuitwisseling tussen zuurstof en CO2 wordt belemmerd tussen bodem en atmosfeer, kunnen wortels niet goed meer functioneren of zelfs afsterven. Daarnaast kan er schade ontstaan als gevolg van hagel of wateroverlast (STOWA, 2021).

Voor een groot deel is de landbouw voor de zoetwatervoorziening afhankelijk van de rivieren. Langere periodes van droogte hebben directe gevolgen voor de gewasopbrengsten en/of de kwaliteit van het gewas. De langere periodes van droogte kunnen leiden tot onvoldoende watervoorziening voor de gewassen, en verminderde fotosynthese. Deze combinatie leidt tot een vermindering in de gewasgroei (STOWA, 2021). Daarnaast zorgt de daling van de grondwaterstand ervoor dat wortels van landbouwgewassen minder goed water opnemen.

Vervolgens hebben te zoute omstandigheden nadelige effecten op de landbouw. Als gevolg van droogte kan de waterstand dalen in de rivieren, waardoor zoutindringing vanuit zee ontstaat, en de omgeving verzilt (zie paragraaf 5.9 'zout-indringing'). Landbouwgewassen hebben een beperkte tolerantie voor verhoogde zoutgehaltes in de bodem. Dit zal vooral plaatsvinden in de gebieden aan de kust: de uitmonding van de rivier in zee.

Economisch gezien resulteert doorgaande bodemerosie in het huidige klimaat in een kleine toename in het netto landbouwrisico (in miljoen euro per jaar) als gevolg van de toename van watertekorten: circa een half miljoen euro per jaar (Asselman et al., 2022). In het scenario ‘stoom’ neemt het landbouwrisico door klimaatverandering toe met 8,9 miljoen euro per jaar. Verandert de bodem mee dan komt hier nog 1,58 miljoen euro per jaar bij. Dit betekent dat circa 18% van het landbouwrisico toe te schrijven is aan bodemerosie.

Deze afbeelding laat de landbouwschade zien bij het Deltascenario Stoom. Door klimaatverandering neemt het risico op landbouwschade jaarlijks toe met 8,9 miljoen euro.

Figuur 5‑36 Landbouwschade

Tot slot zal als gevolg van autonome plannen zoals bijvoorbeeld Klimaatpark IJsselpoort of Meanderende Maas de omvang van agrarisch buitendijks gebied afnemen. Agrarische gronden worden ingezet voor o.a. rivierverruimende maatregelen en natuurontwikkeling. Als gevolg hiervan zal de omvang van agrarisch areaal autonoom afnemen. Ook de bestaande stikstofcrisis en aanvullende eisen voor waterkwaliteit zullen de druk op de landbouw verder vergroten.

De verwachte impact van de autonome ontwikkelen op met name de intensieve landbouw is groot, als gevolg scoort de referentiesituatie daarom ‘rood’.

Beschikbaarheid drink- en industriewater

Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de huidige situatie (anno 2022) en de referentiesituatie (anno 2050) voor beschikbaarheid drink- en industriewater.

Huidige situatie

Grote watertekorten (meer dan 10% van de vraag) voor drinkwaterproductie en voor gebruik in de industrie hebben in de huidige situatie in het voorzieningsgebied van de Rijn en Maas een (zeer) kleine kans van voorkomen (Asselman et al., 2022, Pouwels et al., 2021). Het IJsselmeer is daarvoor de belangrijkste zoetwaterbuffer van Nederland en voorziet grote delen van Noord- en Oost-Nederland van zoetwater. Ook langs de andere riviertakken zijn er dergelijke zoetwaterbuffers. Deze dienen voldoende gevuld (met water van voldoende kwaliteit) te zijn om zoetwatertekorten te voorkomen of in lange perioden van lage rivierafvoeren, te beperken. In enkele gevallen zijn noodgrepen, zoals het plaatsen van noodpompen, nodig om dit voor elkaar te krijgen. Doorgaans zijn de zoetwaterbuffers voldoende gevuld.

De huidige situatie voor de Rijn en Maas wordt ‘groen’ gescoord.

Referentiesituatie

Als gevolg van klimaatverandering worden er langduriger perioden van lage afvoeren in de Rijn en Maas verwacht. Dit zorgt ervoor dat de vulling van zoetwaterbuffers en de drinkwatervoorziening onder druk kan komen te staan. In combinatie met de eroderende rivierbodem worden kritieke peilen van inlaatpunten van zoetwater vaker onderschreden. Door ongelijke rivierbodemdaling bij de splitsingspunten van de Rijn gaat er over tijd steeds minder afvoer naar de IJssel. Dit zet de vulling van het IJsselmeer als belangrijkste zoetwaterbuffer verder onder druk. Lagere afvoeren door de Waal en Nederrijn-Lek zorgen voor een afname van de tegendruk tegen zout water, waardoor verzilting verder kan doordringen en kritieke concentraties (150 mg/l) op innamelocaties van drinkwaterbedrijven, landbouw en industrie (vaker) overschreden kunnen worden. Zoetwatertekorten in het voorzieningsgebied van de Rijn, zowel Noord- en Oost-Nederland als West-Nederland() komen in de referentiesituatie veel frequenter voor. Met oog op klimaatverandering en frequentere droogte is er een beweging gaande om drinkwaterwinningen te verplaatsen van de hogere zandgronden naar de rivieren (oeverinfiltratie). Vanwege de toenemende druk op de drinkwatervoorziening scoort de referentiesituatie voor de Rijn ‘rood’ gescoord. Voor de Maas zijn de langduriger perioden van lage afvoeren bepalend voor de beschikbaarheid van drink- en industriewater. De Maas kent net als de Rijntakken een groot voorzieningsgebied. Doordat de periodes van lage afvoeren toenemen en langduriger worden, komt de beschikbaarheid van drink- en industriewater onder druk te staan. De referentiesituatie voor de Maas is daarom ‘oranje’ gescoord.

Stabiliteit oevers en kunstwerken

Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de huidige situatie (anno 2022) en de referentiesituatie voor stabiliteit van oevers en kunstwerken.

Huidige situatie

Stabiliteit van oevers en kunstwerken is essentieel voor een veilige situatie in, op en rondom de rivier. Het betreft o.a. de stabiliteit van rivieroevers, kribben, stuwen, kademuren en brugpijlers. De stabiliteit van dergelijke constructies wordt bepaald door de combinatie van gronddruk en waterdruk. Constructies zijn (met veiligheidsmarges) ontworpen op de rivierkundige condities in het verleden. Onder de huidige condities kan de constructieve stabiliteit daardoor onvoldoende zijn bij een veranderde gronddruk (bijv. als gevolg van rivierbodemerosie) of veranderde waterdruk. Instabiliteit van kunstwerken, zover deze voorkomen, zijn nu veelal veroorzaakt door lokale omstandigheden en volgen niet/beperkt uit de rivierkundige condities. Derhalve wordt de huidige situatie voor zowel de Rijn als de Maas ‘groen’ beoordeeld.

Referentiesituatie

De stabiliteit van (individuele) oevers, kribben, stuwen, kademuren en brugpijlers kunnen in de referentiesituatie onder druk komen te staan als gevolg van een verminderde gronddruk en een verminderde waterdruk. De verminderde gronddruk ontstaat vanwege doorgaande bodemerosie. Hierdoor kan bijvoorbeeld de inbedding van kunstwerken afnemen of kan het talud van een krib of oever te steil worden. Met name langs de trajecten met een grote bodemerosie (zoals de Waalbochten, het Pannerdensch Kanaal en de Gemeenschappelijke Maas) kan daardoor het risico van instabiele kunstwerken toenemen. Een afnemende waterdruk is het gevolg van lagere afvoeren die langdurig kunnen voorkomen als gevolg van klimaatverandering. Dit verhoogt het risico van instabiliteit (bijv. het omvallen van kademuren) langs alle ongestuwde en vrij-afstromende riviertrajecten langs de Rijn en Maas. Grote afnames van de waterdruk zijn bijvoorbeeld te verwachten langs de Waalbochten, het Pannerdensch Kanaal, de Boven-IJssel en de Nederrijn bovenstrooms van stuw Driel (Asselman et al., 2022).

Door een afnemende gronddruk en waterdruk neemt het risico op instabiliteit van kunstwerken toe. Derhalve wordt de referentiesituatie voor de Rijn en de Maas ‘oranje’ beoordeeld.

Delfstofwinning

Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de huidige situatie (anno 2022) en de referentiesituatie (anno 2050) voor delfstofwinning.

Huidige situatie

De delfstofwinning in Nederland voorziet in grote mate in de behoefte aan primaire grondstoffen, met name voor industriezand in de bouw, maar ook voor grind en klei. Deze grondstoffen zijn overwegend in het bovenstroomse deel van de rivieren in Nederland te vinden. Grondstofwinning is daarnaast een belangrijke motor geweest voor de realisatie van hoogwaterveiligheid, in combinatie met natuurontwikkeling. Nieuwe ontwikkelingen vormen het koppelen van winning aan dijkversterkingen en actief sedimentbeheer, waarbij rivierbeheer aan delfstoffenwinning wordt gekoppeld en zo gebruikt wordt gemaakt van natuurlijke processen.

Delfstofwinning in de rivieren wordt vooral gedaan voor de winning van zand/grind en klei. Het winnen van deze delfstoffen is principe een duurzaam proces, omdat het hernieuwbare grondstoffen zijn. Echter, in de huidige situatie ligt de snelheid van de hernieuwbaarheid een stuk lager dan de snelheid van de winning. In de huidige situatie kan de grote hoeveelheid zandwinning leiden tot significante milieu impact, zoals erosie in rivieren, verandering in landgebruik, luchtvervuiling, verzilting etc. (UNEP, 2022). In het rivierengebied vindt op een aantal locaties delfstoffenwinning plaats.

Langs de Maas tussen Maastricht en Roermond vindt veel primaire ontgronding (ontgronding die gericht is op het winnen van oppervlaktedelfstoffen) plaats, waardoor grote diepe plassen ontstaan (zoals bij Roermond). De Maas heeft als gevolg van onttrekkingen uit het zomerbed van de rivier door de mens (eerste helft 20e eeuw) voor het grootste deel van haar loop last van daling van de rivierbodem (WSP et al., 2021).

Daarnaast vindt er aan de Midden-Waal en de Lek op verschillende plekken primaire ontgronding plaats. In Figuur 5-38 is te zien dat er in de Rijntakken op veel plekken baggerwerkzaamheden en lokaal aanzanding plaatsvindt, vaak in bochten of rond vaste lagen.

In de huidige situatie doen zich nog geen problemen voor op het gebied van zandwinning. De huidige situatie scoort daarom voor zowel de Rijntakken als de Maas ‘groen’.

Deze afbeelding laat zien waar bedrijven zitten die delfstoffen winnen. In het rivierengebied vindt op een aantal locaties delfstoffenwinning plaats.

Figuur 5‑37 Bedrijven Delfstofwinning

Deze afbeelding laat rivierbodemgedrag, aanzanding en baggerwerkzaamheden in het rivierengebied zien. Langs de Maas is omvangrijke rivierbodemdaling. Ook laat de afbeelding zien waar natuur, landbouw en bebouwing mogelijk effect kunnen ondervinden van daling van de grondwaterstanden.

Figuur 5‑38 Rivierbodemgedrag, aanzanding en baggerwerkzaamheden

Referentiesituatie

Het Economisch Instituut voor de Bouw heeft berekend dat er tot 2050 een grote vraag blijft naar bouwgrondstoffen, waarbij onder andere een tekort is aan industriezand. Naar verwachting is in 2050 de bouw voor grondstoffen nog steeds voor 80% afhankelijk van primaire bouwgrondstoffen. Door toename van bevolkingsdruk zal een uitbreiding plaatsvinden van infrastructuur en woningen, waardoor de vraag naar delfstoffen blijft stijgen en het aanbod van secundaire bouwstoffen afkomstig van sloop niet toereikend zal zijn. Het belang van de delfstofwinning uit de rivieren blijft daarom van groot belang in de komende 30 jaar. Delfstofwinning is gebaat bij natuur- en recreatieprojecten, vanwege het maatschappelijk belang. Het is namelijk niet toegestaan om zonder aanleiding in de uiterwaarden te graven. In de referentiesituatie is in beperkte mate (bijvoorbeeld vanuit projecten als de Meanderende Maas) aanleiding om in de uiterwaarden grondstoffen te winnen, waardoor de referentiesituatie voor de Rijntakken – ongeacht de hoge vraag naar primaire bouwstoffen – ‘oranje’ scoort.

Voor de Maas geldt dat, net als voor de Rijn, er in beperkte mate aanleiding is om in de uiterwaarden/weerden grondstoffen te winnen. Wel blijft sedimentonttrekking uit het zomerbed blijft doorgaan. De Maas is ‘oranje’ gescoord.

Kabels en leidingen

Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de huidige situatie (anno 2022) en de referentiesituatie (anno 2050) voor kabels en leidingen.

Huidige situatie

Het uitschuren van de rivierbodem kan tot gevolg hebben dat kabels en leidingen die de rivier oversteken (zie voorbeeld in Figuur 5-40) bloot komen te liggen en daardoor worden beschadigd. Veel van de kabels en leidingen die de rivier kruisen hebben niet meer dan 1,0 m gronddekking, terwijl veelal een minimale gronddekking van tenminste 2,5 meter wordt gehanteerd. Deze gronddekking is nu te klein, en zal door bodemerosie steeds verder afnemen6.

Daarnaast vormen graafwerkzaamheden (bijvoorbeeld bij dijkversterkingen) een risico voor de aanwezigheid van kabels en leidingen. Door werkzaamheden in de grond kan het voorkomen dat kabels en/of leidingen verlegd moeten worden. De verlegging is moeizamer wanneer het gaat om cruciale leidingen, zoals gasunileidingen, olieleidingen of effluentleidingen.

Uit de studie klimaatbestendige netwerken blijkt dat op een aantal plekken kabels en leidingen al een probleem vormen (op de Waal en de Boven-IJssel), waardoor de huidige situatie ‘oranje’ scoort.

Deze afbeelding laat zien waar grote en gewone buisleidingen zijn gelokaliseerd in het rivierengebied.

Figuur 5‑39 Overzicht grote (min. 16 bar en 50 mm dik) buisleidingen (paars) en gewone buisleidingen (rood)

Deze afbeelding geeft een voorbeeld van waar buisleidingen de Waal oversteken.

Figuur 5‑40 Voorbeeld waar buisleidingen de Waal oversteken (Atlas van de Leefomgeving, n.d.).

Deze afbeelding geeft een voorbeeld van de ligging kabels nabij of in de dijk bij de Lek.

Figuur 5-41 Voorbeeld ligging kabels nabij/in de dijk bij de Lek Gasvervangingsdata (arcgis.com)

Referentiesituatie

De toekomstige verder doorgaande bodemerosie vergroot het risico dat kabels en leidingen op de rivierbodem bloot komen te liggen, waardoor ze beschadigd kunnen raken. Daarnaast nemen door klimaatverandering de risico’s’op schade aan kabels en leidingen toe ten opzichte van de huidige situatie. Omwaaiende bomen als gevolg van toename aan extreem weer (en stormen), zorgen voor een groter risico op de beschadiging van kabels en leidingen. Daarnaast kunnen overstromingen de ondergrondse infrastructuur dusdanig beschadigen, waardoor installaties en voorzieningen uitvallen (zie bijvoorbeeld de ontgrondingskuilen van het zomerhoogwater in de Maas in 2021. Toen kwamen ook kabels en leidingen bloot te liggen).

De referentiesituatie scoort door de toenemende risico’s voor kabels en leidingen voor zowel de Rijntakken als de Maas ‘rood’.

Totaalbeoordeling gebruiksfuncties rivierengebied

In onderstaande tabellen is de beoordeling op gebruiksfuncties in het rivierengebied samengevat.

Tabel 5‑12 Totaalbeoordeling Rijntakken en Maas

Deze tabel laat de totaalbeoordeling voor het beoordelingsaspect gebruiksfuncties rivierengebied zien voor de Rijntakken en de Maas, voor de huidige situatie en de referentiesituatie. Deze beoordeling is toegelicht in de tekst voorafgaande aan de tabel.