Slotbeschouwing beoordeling alternatieven

In het Programma IRM worden keuzes gemaakt over de beoogde afvoer- & bergingscapaciteit, bodemligging & sedimenthuishouding en natuurontwikkeling. Deze keuzes dienen de verschillende negatieve trends te keren op het gebied van veilige afvoer van hoog water, rivierdynamiek met robuuste natuur, zoetwaterbeschikbaarheid, scheepvaart en ruimtelijke kwaliteit. Het realiseren van de beleidskeuzes kan direct of indirect leiden tot het in meerdere of mindere mate bereiken van de IRM-doelen (zie paragraaf 8.2 'beoordeling mate van doelbereik'), maar kan daarnaast ook leiden tot andere milieueffecten (zie paragraaf 8.2 'beoordeling milieueffecten').

De beleidskeuzes kunnen gerealiseerd worden met diverse maatregelen, zoals het verruimen van het winterbed, het aanpassen van het zomerbed en/of het suppleren van sediment. Welke maatregelen precies genomen gaan worden is nog onbekend. Om inzicht te geven in zowel de mate van doelbereik als potentiële (milieu)effecten is gewerkt met indicatieve pakketten van maatregelen. Er zijn drie alternatieve combinaties van de beleidskeuzes samengesteld (alternatief 1, 2 en 3; zie hoofdstuk 3 voor nadere toelichting). Voor elk alternatief is beoordeeld in hoeverre deze in positieve of negatieve zin bijdraagt aan de vijf IRM-doelen, ten opzichte van de (negatieve) trends die zichtbaar zijn in de referentiesituatie. Ook is beoordeeld welke milieueffecten de alternatieven met zich meebrengen.

Overwegend dragen bijna alle alternatieven in meer of mindere mate bij aan de vijf doelen (zie Tabel 8-3 tot en met 8-6). Alternatief 3 biedt de meeste kansen[1] om aan de doelen te voldoen, maar vraagt wel om heel veel ruimte, met name op een aantal riviertrajecten langs de Waal, IJssel en de Maas. Het gaat daarbij om benodigde ruimte voor (zeer) grootschalige rivierverruiming, waaronder meerdere binnendijkse ingrepen. In principe zijn deze maatregelen technisch maakbaar. Wel hebben deze ingrepen negatieve milieueffecten op bestaande waarden en gebruiksfuncties (bijvoorbeeld op cultuurhistorisch waardevolle landschappen, landbouwgebied of woonfuncties). Ook is voor het realiseren van een historische bodemligging heel veel sediment nodig (Van der Deijl, 2021). Het transporteren en verspreiden van dit sediment genereert risico’s voor de scheepvaart (nautische veiligheid) en kost veel energie. Ook is het de vraag of dergelijke hoeveelheden sediment beschikbaar zijn.

  • 1 Een uitzondering hierop betreft ‘Vlot en veilig transport over water’.