Overige scheepvaart

Inleiding

Om te komen tot een beoordeling van de overige effecten op scheepvaart (naast de effecten benoemd onder ‘’vlot en veilig transport over water’’ (zie paragraaf 6.4) wordt gewerkt met onderstaand beoordelingskader met twee aspecten, ‘’nautische veiligheid’’ en ‘’scheepvaarteffecten bij hoog water’.

Tabel 7‑10 Beoordelingskader scheepvaart

Aspect

Criteria

Nautische veiligheid

(tijdelijke) verandering in nautische veiligheid

Bevaarbaarheid van hoofdvaarwegennet en aansluitende vaarwegen, havens en sluizen bij hoog water

Mate waarin doorvaarhoogte verandert bij bruggen tijdens hoog water.

De beoordeling van de alternatieven vond plaats ten opzichte van de referentiesituatie aan de hand van twee beoordelingsschalen. Deze zijn onderstaand opgenomen.

Beoordelingsschaal alternatieven: nautische veiligheid

Beoordelingsschaal alternatieven: Nautische veiligheid

++

Grote kans op verbeteren nautische veiligheid ten opzichte van de referentiesituatie.

+

Kans op verbeteren nautische veiligheid ten opzichte van de referentiesituatie

0/+

Kleine kans op verbeteren nautische veiligheid ten opzichte van de referentiesituatie

0

Geen effecten verwacht op nautische veiligheid

0/-

Klein risico op verslechteren nautische veiligheid ten opzichte van de referentiesituatie

-

Risico op verslechteren nautische veiligheid ten opzichte van de referentiesituatie

--

Groot risico op verslechteren nautische veiligheid ten opzichte van de referentiesituatie

Beoordelingsschaal alternatieven: bevaarbaarheid bij hoog water

Beoordelingsschaal alternatieven: bevaarbaarheid bij hoog water

++

Grote kans op het verhogen van de doorvaarthoogte bij bruggen tijdens hoog water ten opzichte van de referentiesituatie.

+

Kans op het verhogen van de doorvaarthoogte bij bruggen tijdens hoog water ten opzichte van de referentiesituatie.

0/+

Kleine kans op het verhogen van de doorvaarthoogte bij bruggen tijdens hoog water ten opzichte van de referentiesituatie.

0

Geen effecten te verwachten ten aanzien van bevaarbaarheid bij hoog water.

0/-

Klein risico op het verlagen van de doorvaarthoogte bij bruggen tijdens hoog water ten opzichte van de referentiesituatie.

-

Risico op het verlagen van de doorvaarthoogte bij bruggen tijdens hoog water ten opzichte van de referentiesituatie.

--

Groot risico op het verlagen van de doorvaarthoogte bij bruggen tijdens hoog water ten opzichte van de referentiesituatie.

Nautische veiligheid

Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de effecten van de drie alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie.

Alternatief 1: accent op rivierbodemligging & sedimenthuishouding 

Algemeen

Het terugbrengen van de bodemligging naar het niveau van 2000 kan bij drempels bij vaste lagen en aansluitingen met havens en sluizen de nautische veiligheid vergroten, zie paragraaf 5.4. Met een hoger omliggende bodem is de drempelvorming minder en de waterdiepte boven de drempels groter (bijv. bij de vaste laag van Nijmegen waar frequent incidenten voorvallen). De hogere laagwaterstanden kan ook de congestie bij sluizen in enige mate verminderen (doordat deze vaker kunnen opereren). Met een hogere minst gepeilde diepte, die maatgevend is voor de bevaarbaarheid bij laagwater, kan er ook met een grotere beladingsgraad worden gevaren en neemt de scheepvaartintensiteit enigszins af t.o.v. de referentiesituatie.

Rijn

De werkzaamheden die nodig zijn voor het ophogen en onderhouden van de bodemligging zullen een grote en continue inspanning vragen. Als deze werkzaamheden met varend materieel in de vaarweg worden uitgevoerd zal dit hinder voor de scheepvaart geven en daarmee een potentiële bron van incidenten zijn. Deze ontwikkelingen hebben mogelijk effect op de nautische veiligheid. Deze zijn echter zo klein ingeschat, dat een score (0) wordt toegekend voor de Rijntakken.

Maas

De scheepvaartintensiteit op de Maas kan (zeer) licht afnemen t.o.v. de referentiesituatie door de iets betere bevaarbaarheid van de Waal bij lage afvoeren (zie paragraaf 6.4 'bevaarbaarheid van hoofdvaarwegennet en aansluitende vaarwegen, havens en sluizen bij laag water'). In de huidige en de referentiesituatie wordt de Oost-westcorridor van de Maas gebruikt als omvaarroute. Deze potentieel lichte afname van de scheepvaartintensiteit kan de congestie bij de schutsluizen licht doen afnemen en daarmee een lichte verbetering van de nautische veiligheid opleveren.

Op de Maas worden suppleties uitgevoerd op eroderende plekken wat een toename geeft van werkzaamheden en het materieel op de rivier. Als deze werkzaamheden met varend materieel in de vaarweg worden uitgevoerd zal dit hinder voor de scheepvaart geven en daarmee een potentiële bron van incidenten zijn

Er worden met dit alternatief geen grote effecten op de nautische veiligheid van de Maas verwacht (0).

Alternatief 2: accent op afvoer- & bergingscapaciteit

Rijn

Het vasthouden van de bodem in dit alternatief kan voor een zeer beperkte toename van de nautische veiligheid zorgen bij drempels in de rivier of aansluitende havens en sluizen. T.o.v. de referentiesituatie neemt de drempelvorming namelijk iets af. Dit kan het aantal incidenten bij bijvoorbeeld de vaste laag in Nijmegen licht reduceren t.o.v. de referentiesituatie.

Grootschalige werkzaamheden in de uiterwaarden en binnendijkse gebieden zorgen bij hoogwater voor nieuwe instroom- en uitstroomlocaties. Dwarsstroming kan hier voor scheepvaarthinder leiden en in uiterste situaties voor incidenten zorgen. Dergelijke dwarsstromingen dienen geminimaliseerd te worden bij het ontwerp van maatregelen, zodat de nautische veiligheid gegarandeerd blijft. Aan de andere kant zorgen verruimingen van de rivier bij een hoge afvoer voor een kleine afname van de stroomsnelheid, wat een gunstige invloed heeft op nautische veiligheid.

Deze ontwikkelingen hebben mogelijk een klein negatief effect op de nautische veiligheid. Hierom wordt een score (0/-) toegekend voor de Rijntakken.

Maas

Er worden met dit alternatief geen grote effecten op de nautische veiligheid van de Maas verwacht (0).

Alternatief 3: maximale ambitie voor beide beleidskeuzen 

Door het ophogen van de rivierbodem in erosieve trajecten tot het niveau van 1980, zorgt alternatief 3 voor een flinke verhoging van de laagwaterstanden. Dit zorgt voor een positieve impact op de capaciteit van de vaarwegen tijdens lage afvoeren. Drempels en inzinking ter plaatse van deze drempels kunnen verminderen. Hierdoor kunnen het aantal incidenten, zoals bij de vaste laag van Nijmegen, afnemen. De werkzaamheden, zowel tijdens de realisatie als bij onderhoud, kunnen voor scheepvaarthinder en een afname van de nautische veiligheid zorgen.

Door de uiterwaardmaatregelen ontstaan er nieuwe instroom- en uitstroomlocaties. Hier kan hinderlijke dwarsstroming ontstaan. Ook kan de vaarweg minder zichtbaar worden. Dwarsstromingen dienen geminimaliseerd te worden bij het ontwerp van maatregelen, zodat de nautische veiligheid gegarandeerd blijft.

Rijn

Deze ontwikkelingen vormen een risico dat de nautische veiligheid verlechterd, resulterend in een negatieve score voor de Rijn (-).

Maas

Door het verhogen van de rivierbodem naar het niveau van voor Maaswerken kunnen de stuwen (iets) vaker gestreken worden. Dit vermindert de congestie bij stuwen en kan voor een beperkte toename van de nautische veiligheid zorgen. De werkzaamheden tijdens realisatie en onderhoud kunnen wel voor scheepvaarthinder zorgen. Door de uiterwaardmaatregelen ontstaan er nieuwe instroom- en uitstroomlocaties. Hier kan hinderlijke dwarsstroming ontstaan. Ook kan de vaarweg minder zichtbaar worden. Dit kan voor een afname van de nautische veiligheid zorgen. Deze ontwikkelingen zorgen mogelijk voor een verslechtering van de nautische veiligheid, resulterend in een licht negatieve score (0/-) voor de Maas.

Doorvaarthoogte van hoofdvaarwegennet en aansluitende vaarwegen, havens en sluizen bij hoog water

Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de effecten van de drie alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie.

Alternatief 1: accent op rivierbodemligging & sedimenthuishouding 

Rijn en Maas

In dit alternatief wordt de bodemligging teruggebracht naar het niveau van het jaar 2000 en worden er geen grootschalige rivierverruimende maatregelen genomen. De hoogwaterstanden en daarmee ook de doorvaarthoogtes blijven ongewijzigd. Het alternatief kan derhalve een neutrale score (0) worden toegekend voor de Rijntakken en de Maas.

Alternatief 2: accent op afvoer- & bergingscapaciteit

Rijn en Maas

Door rivierverruiming en het faciliteren van de klimaatopgave worden de hoogwaterstanden maximaal enkele decimeters lager. Hierdoor neemt de doorvaarthoogte bij de bruggen bij hoogwater enigszins toe. Het aantal dagen per jaar dat er beperkingen zijn, neemt daardoor iets af. Dit heeft echter weinig positieve invloed op de scheepvaart omdat de hoge schepen veelal containerschepen zijn en de verschillen niet gelijk een extra laag containers toelaten ten opzichte van de referentie situatie. Er zijn geen effecten te verwachten ten aanzien van scheepvaarteffecten bij hoog water ten opzichte van de referentiesituatie, daarom soort alternatief 2 neutraal (0).

Alternatief 3: maximale ambitie voor beide beleidskeuzen 

Rijn en Maas

Door rivierverruiming en het faciliteren van de klimaatopgave worden de hoogwaterstanden decimeters lager. De doorvaarthoogte neemt hierdoor beperkt toe. Door de kleine verbetering kan dit alternatief een licht positieve score (0/+) worden toegekend.

Totaalbeoordeling overige scheepvaart

In onderstaande tabellen is de beoordeling op scheepvaart samengevat.

Tabel 7‑11 Totaalbeoordeling Rijntakken

Deze tabel laat de totaalbeoordeling voor de milieueffecten van het beoordelingsaspect overige scheepvaart zien voor de Rijntakken, voor de referentiesituatie en de drie alternatieven. Deze beoordeling is toegelicht in de tekst voorafgaande aan de tabel.

Tabel 7‑12 Totaalbeoordeling Maas

Deze tabel laat de totaalbeoordeling voor de milieueffecten van het beoordelingsaspect overige scheepvaart zien voor de Maas, voor de referentiesituatie en de drie alternatieven. Deze beoordeling is toegelicht in de tekst voorafgaande aan de tabel.