Hoog water

Rivieren moeten als gevolg van klimaatverandering (nog) hogere waterafvoer verwerken in tijden van zeer natte perioden. Het vaker optreden van hoge waterafvoeren op de rivier leidt tot risico’s voor hoogwaterveiligheid langs zowel het hoofdwatersysteem als het regionale watersysteem. Bij het gelijktijdig optreden van hoge afvoeren op de rivieren en piekbuien kan het regionale watersysteem mogelijk onvoldoende afwateren op het hoofdwatersysteem. Daarnaast kunnen hogere waterstanden leiden tot knelpunten voor de scheepvaart. De hoogwaterstanden worden in de toekomst steeds verder landinwaarts mede door de zeespiegel bepaald. Dat betekent dat op meer plekken en verder landinwaarts het effect van zeespiegel en het getij merkbaar is. Dit kan weer doorwerken op de bergingscapaciteit en de effectiviteit van eerder genomen rivierverruimingsmaatregelen in het benedenrivierengebied. Waterstandstoename heeft zijn weerslag op rivierfuncties in het buitendijkse gebied. Het gaat dan om de tijdelijke beperkingen in de uiterwaarden voor landbouw en recreatie en een toename van schade en overlast voor buitendijkse bebouwing waarin gewoond en gewerkt wordt. Figuur 2-6 geeft weer op welke riviertrajecten de hierboven genoemde knelpunten zich voordoen.

Deze afbeelding laat zien wat de gevolgen van hoog water op rivierfuncties zijn. De gevolgen op verschillende locaties langs de Maas en Rijntakken zijn: waterstandsverhoging, knelpunt bij afwatering van regionale systemen, knelpunt bij ruimtelijke ontwikkeling en knelpunt voor de scheepvaart.

Figuur 2‑6 Gevolgen rivierfuncties hoog water