Veilige afvoer en berging van hoogwater
Onder het IRM doel veilige afvoer en berging van hoogwater vallen de aspecten hoogwaterstanden en waterbergingscapaciteit.
Hoogwaterstanden
Door klimaatverandering zullen hoge afvoeren vaker voorkomen, waardoor ook hoogwaterstanden frequenter en hoger worden. Zonder het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) zijn de primaire keringen van de meeste trajecten langs de Rijntakken en de Maas onvoldoende hoog en/of sterk om aan de veiligheidsnormen te voldoen (Asselman et al., 2022a). Grootschalige dijkversterkingen zijn derhalve nodig.
In het (richtinggevend) voorkeursalternatief worden de hoogwaterstanden lager door middel van rivierverruimingen. Het alternatief voorziet een vergroting van de afvoercapaciteit en voorziet daarmee 100% van de klimaatopgave. Deze klimaatopgave is de mate van waterstandsverhoging langs de riviertakken door een toename van de afvoer bij een vaste terugkeertijd en bij het vasthouden aan het vigerend beleid "Lek Ontzien". Door reeds voor 2050 te verruimen en waterstanden te verlagen wordt geanticipeerd op de toename van de afvoer in de periode na 2050. In het (richtinggevend) voorkeursalternatief wordt uitgegaan van hoogwaterstandsverlagingen met een maximum van 40 centimeter ten opzichte van de referentiesituatie. Naast het anticiperen op de toekomst, geven deze verlagingen potentieel een reductie op de benodigde dijkversterking (bij een hoogteopgave van de dijken) tot 2050 en verlengt het de levensduur van overige dijken.
Het (richtinggevend) VKA voorziet in het waterstandsneutraal uitvoeren van een verhoging van de rivierbodemligging van de Rijntakken en het handhaven van de huidige rivierbodemligging in de Maas. De natuuropgave (areaal; grotendeels PAGW) wordt voor 100% gefaciliteerd. Dit percentage werkt ook door in het waterstandsneutraal (oftewel het compenseren van de waterstandsverhoging als gevolg van de PAGW-maatregelen) uitvoeren van de opgave. Daarnaast faciliteert extra rivierverruiming in het (richtinggevend) VKA beheerruimte, gebiedsontwikkelingen en buitendijks versterken van keringen.
Voor de Rijntakken is de afvoerverdeling bij hoogwater belangrijk voor de hoogwaterstanden. Bij een voortzetting van het beleid “Lek ontzien” voor een afvoer bij Lobith van 17.000 m3/s blijven de hoogwaterstanden langs de Nederrijn-Lek met het (richtinggevend) VKA ongewijzigd. Voor de uitvoerbaarheid van dit beleid is het van belang dat de regelwerken bij de splitsingspunten voldoende regelbereik hebben. Met het realiseren van de bodemligging uit 2000 verschuift de afvoerverdeling bij hoogwater. Zonder aanvullende maatregelen is het regelbereik van regelwerk Pannerden onvoldoende om dit te compenseren (Asselman et al., 2022b). Het regelwerk komt volledig dicht te staan en dan nog gaat er te veel afvoer naar het Pannerdensch Kanaal. Echter is in het (richtinggevend) VKA ook voorzien dat er maatregelen worden getroffen om de hogere bodemligging te compenseren, waardoor de afvoerverdeling niet verandert t.o.v. de referentiesituatie. In de realisatiefase is het voldoen aan de beleidsmatige afvoerverdeling een belangrijk aandachtspunt. Door een gelijkblijvende afvoerverdeling, krijgt het (richtinggevend) VKA voor de Nederrijn-Lek een neutrale score (0). Voor de twee andere Rijntakken, Boven-Rijn/Waal/Boven-Merwede en Pannerdensch Kanaal/IJssel/Vecht/Zwarte Water heeft het (richtinggevend) VKA een grote kans op een positieve bijdrage aan het realiseren van een veilige afvoer en berging van hoogwater. Dit geeft een zeer positieve score (++).
Het (richtinggevend) VKA voorziet voor de Maas grotendeels dezelfde ambities voor rivierverruiming als voor de Rijn. In de Maas wordt ook geanticipeerd op de klimaatopgave na 2050, met 100%. De PAGW-opgave gaat uit van 100% compensatie van het voorziene areaal. Om deze opgaves waterstandsneutraal te kunnen uitvoeren (oftewel het waterstandsverhogende effect van de PAGW-maatregelen compenseren) wordt rivierverruiming toegepast. In centimeters waterstandsverlaging wordt ook uitgegaan van de 100%. Ten slotte, wordt ook rekening gehouden met overige opgaven (bijv. beheerruimte). Naast deze ambities voor waterstandsverlaging, speelt voor de Maas nog mee dat de piek van de afvoergolf gereduceerd wordt voor de Bedijkte Maas door de topvervlakking in de Maasvallei. Door waterbergingsgebieden en de ruwe uiterwaarden wordt de afvoergolf lager en breder in benedenstroomse richting. Dit effect is zeer sterk voor spitse afvoergolven (zoals bij het zomerhoogwater van 2021) en zwakker voor brede afvoergolven. De 12 systeemmaatregelen in de Maasvallei, die ook in de referentiesituatie zijn voorzien, zorgen voor enige topvervlakkingscapaciteit. Daarbovenop zou extra afvoercapaciteit, waterbergingscapaciteit en de verruwing van de uiterwaarden (bijvoorbeeld in het kader van PAGW) de topvervlakkingscapaciteit kunnen handhaven of vergroten t.o.v. de huidige situatie. Dit resulteert voor specifieke hoogwatercondities (bijv. een spitse afvoergolf) in lagere hoogwaterstanden langs de Bedijkte Maas. Echter, voor bredere en zeer hoge afvoergolven is de reductie (zeer) beperkt. Bovenal resulteert een bredere afvoergolf niet per definitie in een veiliger afvoer van hoogwater. Het vergroot immers de kans op geotechnisch falen van keringen (bijv. via piping en macro-stabiliteit). Voor het verlagen van de hoogwaterstanden en een veiliger afvoer van hoogwater is daarom ook rivierverruiming langs de Bedijkte Maas zelf nodig. Daarmee kan met het (richtinggevend) VKA een reductie op de dijkversterkingsopgave tot 2050 worden bereikt bij parallelle uitvoering en kan de levensduur van andere dijken worden verlengd. Al met al resulteert het (richtinggevend) VKA in een positieve bijdrage (++) aan het doel veilig afvoeren van hoogwater.
Waterbergingscapaciteit
In het (richtinggevend) VKA wordt ingezet op het vergroten van de waterbergingscapaciteit ten behoeve van het doel veilige afvoer en berging van hoogwater.
Voor de Rijntakken ligt waterberging/retentie niet voorhanden, vanwege de beperkte effectiviteit. Waterberging is namelijk voornamelijk in de bovenstroomse delen van de Rijntakken zinvol, aangezien het dan de afvoer van alle Rijntakken kan reduceren. Enkel het binnendijks gelegen Rijnstrangengebied (met Barro-reservering) kan daardoor zorgen voor enige retentie. De afname van de afvoer zorgt voor een iets veiliger afvoer van hoogwater langs de Waal, Pannerdensch Kanaal en de IJssel, waar de piekafvoeren licht zullen afnemen: ‘0/+’. Voor de Nederrijn-Lek wordt het beleid “Lek ontzien” voortgezet, waardoor de piekafvoeren voor de Nederrijn-Lek niet veranderen (deze worden namelijk al beperkt door het staande beleid), een neutrale score (0).
Het uitbreiden van de waterbergingscapaciteit, door uitbreiding van de huidige gebieden en/of het creëren van nieuwe waterbergingsgebieden, in de Maasvallei kunnen voor topafvlakking zorgen. Daarmee nemen piekafvoeren voor de Bedijkte Maas af. Dit is met name relevant voor de spitse afvoergolven (zoals die van het zomerhoogwater van 2021). Voor zeer hoge en/of brede afvoergolven is waterberging minder effectief en draagt waterberging (zeer) beperkt bij aan een veiliger afvoer van hoogwater. Het (richtinggevend) VKA is een zeer positieve score (++) toegekend.
Beoordeling veilige afvoer en berging van hoogwater
De beoordeling gerelateerd aan het doel ‘’veilige afvoer en berging van hoogwater’’ is in onderstaande tabellen samengevat.
Tabel 9‑1 Totaalbeoordeling Rijntakken
Tabel 9‑2 Totaalbeoordeling Maas