Vlot en veilig transport over water
Onder het IRM doel vlot en veilig transport over water valt het aspect bevaarbaarheid van hoofdvaarwegennet en aansluitende vaarwegen, havens en sluizen bij laag water.
Bevaarbaarheid van hoofdvaarwegennet en aansluitende vaarwegen, havens en sluizen bij laag water
Met het (richtinggevend) VKA wordt de rivierbodemligging van de Rijn verhoogd tot het niveau van 2000 en voor de Maas gehandhaafd op het huidige niveau (dat hoger ligt dan de referentiesituatie in 2050). Voor de Maas heeft dit geen effect op de bevaarbaarheid bij laagwater, doordat de Maas dan gestuwd is of er gevaren kan worden over parallelle kanalen (0).
Door de hogere bodemligging in eroderende Rijntrajecten worden drempels bij vaste lagen minder dominant in de bevaarbaarheid van laagwater. De waterdiepte neemt toe bij deze drempels doordat de omliggende bodem hoger ligt en de drempel daardoor minder uitsteekt. Ook de aansluiting met havens en sluizen verbetert door de hogere laagwaterstanden. Door grootschalige werkzaamheden voor het vergroten van de afvoercapaciteit en de benodigde werkzaamheden om plaatsgebonden morfodynamiek (onregelmatige bodemligging) te beheren, kan er scheepvaarthinder ontstaan.
Door de ongelijke verhoging van de rivierbodem rond het splitsingspunt Pannerden gaat er met het (richtinggevend) VKA minder afvoer naar de Waal en meer naar de IJssel. De bevaarbaarheid verbetert hierdoor langs de IJssel. Omdat de waterstand in het traject bovenstrooms van stuw Driel gekoppeld is aan de waterstand in de Boven-IJssel, neemt ook de bevaarbaarheid van de Nederrijn-Lek toe. De afname van de afvoer naar de Waal zorgt voor een kleine afname in de beschikbare waterdieptes bij laagwater. De optelsom tussen de hogere waterdieptes bij drempels, havens en sluizen en de afname van de afvoer door de Waal is licht positief (Asselman et al., 2022b). Daarbovenop kan een mogelijke toepassing van langsdammen de waterdieptes doen toenemen. De uitwerking van de maatregelen bepalen het uiteindelijke effect op de bevaarbaarheid van de Waal bij laagwater. Vanwege deze onzekerheden (en de grotere hinder door werkzaamheden t.o.v. alternatief 1), kan de optelsom van de effecten op de Waal zowel positief als (licht) negatief uitpakken, waarbij opgemerkt wordt dat de bevaarbaarheid toeneemt bij drempels en er een betere aansluiting is bij sluizen en havens.
Voor de Waal wordt een neutrale score (0) toegekend. Voor de Nederrijn-Lek en de IJssel neemt de bevaarbaarheid toe door de verlaging van het aantal dagen dat niet wordt voldaan aan de norm (waterdiepte bij OLA) en het verbeteren van de bereikbaarheid van havens en sluizen. Er is een positieve score (+) toegekend.
Beoordeling vlot en veilig transport over water
In onderstaande tabel zijn de beoordelingen op bevaarbaarheid bij laag water samengevat.
Tabel 9‑7 Totaalbeoordeling Rijntakken
Tabel 9‑8 Totaalbeoordeling Maas