Conclusies beoordeling huidige en referentiesituatie

Hoe ziet het rivierengebied er in de toekomst uit zonder het programma IRM?

In onderstaande tabel is zichtbaar dat in de huidige situatie de meeste doelen onder druk staan (er is voornamelijk een ‘oranje’ beoordeling toegekend). In de toekomst (2050) wordt autonoom een verdere verslechtering verwacht (er is bijna overal een ‘oranje’ of ‘rode’ beoordeling toegekend). Dit wordt onder andere veroorzaakt door klimaatverandering (met meer extremen in afvoer van water (voor zowel laag- als hoogwater) en autonome trends op het gebied van bijvoorbeeld de rivierbodemligging. De beoordeling van de referentiesituatie is gebaseerd op de ’Effectbeoordeling Nulalternatief’, studie klimaatbestendige netwerken en de systeembeschouwing.

Tabel 8‑1 Beoordeling huidige en referentiesituatie gerelateerd aan doelen

Deze tabel laat de totaalbeoordeling voor het doelbereik van de beoordelingsaspecten zien voor de Rijntakken en de Maas, voor de huidige situatie en de referentiesituatie. De beoordeling is toegelicht onder de tabel.

Tussen de riviertakken zijn ook verschillen te constateren voor zowel de huidige situatie als de referentiesituatie:

  • Veilig afvoer en berging van hoogwater: Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) zorgt ervoor dat alle primaire keringen in 2050 voldoen aan de normen zoals vastgelegd in de Waterwet. De veiligheid op basis van de waterveiligheidsnormering is nadrukkelijk niet in het geding. Als gevolg van autonome ontwikkelingen wordt echter verwacht dat het steeds moeilijker zal worden om de hoge waterstanden goed te keren, doordat er onvoldoende waterafvoer- en waterbergingscapaciteit is. IRM richt zich dus met name op het verbeteren van de veilige afvoer van water. Voor het doel ‘Veilige afvoer en berging van hoogwater’ valt op dat de Nederrijn/Lek een afwijkende score heeft ten opzichte van de andere riviertakken in zowel de huidige situatie als in de referentiesituatie. Dit is te verklaren door het huidige beleid ‘Lek ontzien’, waarin er geen hogere afvoeren worden toegelaten in de Lek. De andere riviertakken zullen meer effecten van klimaatverandering ondervinden op dit vlak. De Nederrijn/Lek toont ook een afwijkende score voor de waterbergingscapaciteit, omdat er op dit deeltraject al sprake zal zijn van een veilige afvoer van hoogwater in relatie tot hoogwaterstanden en waterbergingscapaciteit, in tegenstelling tot bij de andere riviertrajecten. In de huidige en in de referentiesituatie kennen de Rijntakken zeer beperkte waterbergingscapaciteit en draagt het niet bij bijdraagt aan het veilig afvoeren van hoogwater. Langs met name de Maas en in mindere mate langs de IJssel, Pannerdensch Kanaal, Vecht en Zwarte Water is er wel een bijdrage, omdat hier waterberging significant bijdraagt aan het veilig afvoeren van hoogwater. Een oranje score is toegekend in de referentiesituatie omdat vanwege klimaatverandering en daarmee gepaarde hogere rivierafvoeren deze bergingscapaciteit vaker ontoereikend zal zijn.

  • Dynamisch riviersysteem met robuust riviernatuur: Naar verwachting zal de hydro- en morfodynamiek in 2050 slecht zijn. Er is geen sprake van een ecologisch robuust en veerkrachtig riviersysteem dat de effecten van klimaatverandering kan opvangen en waar voldoende ruimte is voor natuurontwikkeling. De sleutelfactoren: schaal, dynamiek, habitatkwaliteit, habitatdiversiteit en connectiviteit zijn dan niet op orde. In zowel de huidige als de referentiesituatie scoren alle riviertrajecten rood op zowel hydrodynamiek, morfodynamiek en ruimte voor natuuronwikkeling. In de referentiesituatie zorgen autonome ontwikkelingen als klimaatverandering voor een rode beoordeling. De situatie wordt als gevolg van autonome ontwikkelingen slechter voor hydro- en morfodynamiek en daarmee ook voor de riviernatuur

  • Robuuste zoetwaterbeschikbaarheid: In de huidige situatie zijn er weinig problemen voor de waterbeschikbaarheid en (drink)watervoorziening ten aanzien van grote watertekorten. Als gevolg van autonome ontwikkelingen (klimaatverandering) is er in 2050 niet altijd voldoende zoet water beschikbaar in de belangrijkst zoetwaterbuffers en dan vooral in het IJsselmeer. Daarnaast zijn de waterstanden ter hoogte van belangrijke inlaatlocaties vaak onvoldoende hoog. Hierdoor kan men niet spreken van een robuuste waterbeschikbaarheid en (drink)watervoorziening. Naar verwachting verslechtert de situatie het meest in het riviertraject van de IJssel/Pannerdensch kanaal/Vecht/Zwarte water. Doordat de bodem van de Waal meer is gezakt dan dat van het Pannerdensch Kanaal, gaat er meer afvoer naar de Waal en minder naar de IJssel. Hierdoor ontvangt de IJssel via het Pannerdensch Kanaal steeds minder water bij laagwater. Hierdoor verwacht men dat de problemen voor het vullen van het IJsselmeer zullen toenemen.

  • Vlot en veilig transport over water: In de huidige situatie vindt er voor alle Rijntrajecten een verslechtering plaats voor de bevaarbaarheid, omdat er al op verschillende plaatsen knelpunten ontstaan. De Maas ondervindt als gevolg van haar gestuwde karakter en parallelle kanalen nog weinig problemen. Naar verwachting wordt er in 2050 op de Waal en IJssel vaak niet meer voldaan aan de normen ten aanzien van de vaarweg. In de referentiesituatie zullen knelpunten ontstaan bij verharde structuren (zoals sluizen). Op deze plekken daalt de bodem niet mee, waardoor drempels ontstaan. Dit heeft een nadelig effect op de laaddiepte van schepen. Voor de Maas worden er weinig problemen verwacht voor vlot en veilig transport over water, vanwege het gestuwde karakter van de Maas. Hierdoor kunnen de waterstanden beter worden gereguleerd.

  • Regionale economische ontwikkeling: De ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit staan in zowel de huidige situatie als 2050 onder druk. De vele functies die er plaatsvinden en het recreatieve gebruik hebben een beperkende invloed op de ruimtelijke kwaliteit. In de huidige situatie is nog maar weinig ruimte beschikbaar voor nieuwe ontwikkelingen. In de referentiesituatie bieden de geplande dijkversterkingen kansen voor nieuwe ontwikkelingen en het toevoegen van belevingswaarde en gebruikswaarde. Op plekken waar de waterstand daalt als gevolg van een dalende bodem zijn negatieve effecten te verwachten op landschappelijke en cultuurhistorische elementen. De uitvoering van enkele autonome plannen, zoals Meanderende Maas en Klimaatpark IJsselpoort, bieden kansen voor het toevoegen van gebruikswaarde en belevingswaarde.

Conclusies milieueffecten

De beoordeling van de huidige en referentiesituatie van de milieuthema’s zijn weergeven in onderstaande tabel.

Tabel 8‑2 Beoordeling huidige en referentiesituatie

Deze tabel laat de totaalbeoordeling voor de milieueffecten van de beoordelingsaspecten zien voor de Rijntakken en de Maas, voor de huidige situatie en de referentiesituatie. De beoordeling is toegelicht onder de tabel.

In de beoordeling van de huidige situatie is zichtbaar dat deze er voor veel aspecten goed voor staat. Wel is het minder gesteld met de natuurwaarden in zowel de Rijn en de Maas, de bodemkwaliteit, mate van zout-indringing, de scheepvaarteffecten bij hoog water in de Maas en het energie en grondstoffengebruik. Autonoom treedt er over het algemeen een verslechtering op: Natuurnetwetwerk Nederland, beschermde soorten, landschappelijke-, cultuurhistorische- en archeologische waarden komen nog meer onder druk te staan. Ook verslechtert autonoom de bodemkwaliteit, neemt de zoutindringing toe, neemt de bevaarbaarheid van de Maas bij hoogwater verder af, neemt ook de nautische veiligheid in de Rijn af en ontstaat er meer druk op de gebruiksfuncties. Denk hierbij aan het bloot komen liggen van kabels en leidingen, het afnemen van de stabiliteit van oevers en kunstwerken, afname van de beschikbaarheid van drink- en industriewater en risico’s voor landbouw en de woon- en werkfuncties.