Referentiesituatie

De referentiesituatie vormt de situatie waarmee de effecten van de alternatieven worden vergeleken in het planMER. Het is de situatie in 2050 zonder dat Integraal Riviermanagement plaatsvindt. De referentiesituatie in het planMER is grotendeels gebaseerd op het Nul-alternatief zoals dat staat beschreven in Asselman en Snoek (2021). De referentiesituatie wordt bepaald door de huidige situatie (2020) in combinatie met de zogenaamde autonome ontwikkelingen (tot 2050). Autonome ontwikkelingen betreffen het bestaande beheer en onderhoud, maatregelen die uitgevoerd worden als onderdeel van bestaand landelijk en regionaal beleid (zoals bijvoorbeeld KRW, HWBP en Erfgoedverdragen zoals het Verdrag van Valletta) en autonome trends op het gebied van bijvoorbeeld klimaatverandering, sociale economische ontwikkelingen en doorgaande ontwikkelingen zoals bodemerosie en sedimentatie. Klimaatverandering en sociale economische ontwikkelingen kunnen gevolgen hebben voor de rivierafvoer, stormopzet, watervraag en zoutindringing.

Voor de inrichtingsmaatregelen die worden meegenomen in de referentiesituatie van IRM geldt dat ze voortvloeien uit bestaand (en verankerd) beleid en beheer óf van voorgenomen beleid, waarbij besluitvorming al zodanig vergevorderd is dat het meenemen ervan het meest realistische beeld genereert voor het zichtjaar 2050. Met betrekking tot zoetwaterbeschikbaarheid is aangenomen dat het Deltaplan Zoetwater (fase 1 en2) wordt gerealiseerd. Voor waterveiligheid en natuurontwikkeling is aangenomen dat onder meer Rivierklimaatpark IJsselpoort, Stadsblokken Meinerswijk en Meanderende Maas worden gerealiseerd. Een beknopt overzicht van (rivierverruimende) maatregelen die deel uitmaken van de referentiesituatie en die zijn meegenomen in de hydraulische modellen is opgenomen in bijlage 5.

Voor ingrepen die voortkomen uit het huidige beheer geldt dat ze worden meegenomen in de referentiesituatie indien ze deel uitmaken van het huidige beheer en beleid en er geen aparte besluitvorming voor nodig is. Kleine ingrepen die een probleem deels oplossen of mitigeren, maar die niet vallen onder het huidige beheer en beleid, maken geen deel uit van de referentiesituatie. Dit heeft met name te maken met het detailniveau van IRM, aangezien het een verkenning op hoofdlijnen betreft.

De huidige situatie en referentiesituatie is per thema nader uitgeschreven en beoordeeld in hoofdstuk 5 en 6. Voor het in beeld hiervan is tevens gekeken naar studies zoals de studies klimaatbestendige netwerken, doorrekening Deltaprogramma Zoetwater, Systeembeschouwing Rijn en Maas en de ecologische systeemanalyse vanuit de PAGW.