Natuur

Inleiding

Om te komen tot een beoordeling van de effecten op natuur is gewerkt met onderstaand beoordelingskader met vier aspecten, ‘’Natura 2000’’, ‘Natuurnetwerk Nederland’’, ‘Kaderrichtlijn water’ en ‘’beschermde soorten’:

Tabel 7‑1 Beoordelingskader milieueffecten natuur

Aspect

Criterium

Natura 2000 gebieden

Verandering in de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied in relatie tot de instandhoudingsdoelen

Natuurnetwerk Nederland

Verandering in de kwantiteit en kwaliteit van NNN in relatie tot de wezenlijke kenmerken en waarden van dat gebied

Kaderrichtlijn water

Verandering in de ecologische toestand van het watersysteem (KRW maatlatten). Voor de KRW-oppervlaktewaterlichamen binnen de riviersystemen Rijn en Maas geldt: geen achteruitgang en doelen 2027 niet frustreren.

Beschermde soorten

Juiste milieucondities ten behoeve van het duurzaam instandhouden van soorten en hun leefgebieden.

De beoordeling van de alternatieven vond plaats ten opzichte van de referentiesituatie aan de hand van vier beoordelingsschalen. Deze zijn opgenomen op de volgende pagina.

Beoordelingsschaal alternatieven: Natura 2000-gebieden

Beoordelingsschaal alternatieven: Natura 2000 gebieden

++

Grote kans op het leveren van een bijdrage aan de instandhoudingsdoelen en/of verbeteropgaven van Natura 2000 gebieden ten opzichte van de referentiesituatie

+

Kans op het leveren van een bijdrage aan de instandhoudingsdoelen en/of verbeteropgaven van Natura 2000 gebieden ten opzichte van de referentiesituatie

0/+

Kleine kans op het leveren van een bijdrage aan de instandhoudingsdoelen en/of verbeteropgaven van Natura 2000 gebieden ten opzichte van de referentiesituatie.

0

Geen effecten verwacht op Natura 2000 gebieden.

0/-

Klein risico op het (verder) in gevaar brengen van de instandhoudingsdoelen en/of verbeteropgaven van Natura 2000 gebieden ten opzichte van de referentiesituatie.

-

Risico op het (verder) in gevaar brengen van de instandhoudingsdoelen en/of verbeteropgaven van Natura 2000 gebieden ten opzichte van de referentiesituatie.

--

Groot risico op het (verder) in gevaar brengen van de instandhoudingsdoelen en/of verbeteropgaven van Natura 2000 gebieden ten opzichte van de referentiesituatie.

Beoordelingsschaal alternatieven: Natuurnetwerk Nederland

Beoordelingsschaal alternatieven: Natuurnetwerk Nederland

++

Grote kans op het verbeteren van de kwantiteit en kwaliteit van het Natuurnetwerk Nederland ten opzichte van de referentiesituatie.

+

Kans op het verbeteren van de kwantiteit en kwaliteit van het Natuurnetwerk Nederland ten opzichte van de referentiesituatie.

0/+

Kleine kans op het verbeteren van de kwantiteit en kwaliteit van het Natuurnetwerk Nederland ten opzichte van de referentiesituatie.

0

Geen effecten verwacht op Natuurnetwerk Nederland

0/-

Klein risico op afname van de kwantiteit en kwaliteit van het Natuurnetwerk Nederland ten opzichte van de referentiesituatie.

-

Risico op afname van de kwantiteit en kwaliteit van het Natuurnetwerk Nederland ten opzichte van de referentiesituatie.

--

Groot risico op afname van de kwantiteit en kwaliteit van het Natuurnetwerk Nederland ten opzichte van de referentiesituatie.

Beoordelingsschaal alternatieven: Kaderrichtlijn Water

Beoordelingsschaal alternatieven: Kaderrichtlijn Water

++

Grote kans op het verbeteren v.d. kwaliteit van oppervlaktewater en daarmee het voldoen aan de normen van de Kaderrichtlijn water.

+

Kans op het verbeteren v.d. kwaliteit van oppervlaktewater en daarmee het voldoen aan de normen van de Kaderrichtlijn water.

0/+

Kleine kans op het verbeteren v.d. kwaliteit van oppervlaktewater en daarmee het voldoen aan de normen van de Kaderrichtlijn water.

0

Geen effecten verwacht op Kaderrichtlijn water

0/-

Klein risico op het verslechteren v. d. kwaliteit van oppervlaktewater en daarmee het voldoen aan de normen van de Kaderrichtlijn water.

-

Risico op het verslechteren v. d. kwaliteit van oppervlaktewater en daarmee het voldoen aan de normen van de Kaderrichtlijn water.

--

Groot risico op het verslechteren v. d. kwaliteit van oppervlaktewater en daarmee het voldoen aan de normen van de Kaderrichtlijn water.

Beoordelingsschaal alternatieven: beschermde soorten

Beoordelingsschaal alternatieven: Beschermde soorten

++

Grote kans op verbetering en/of toename van leefgebieden van beschermde soorten ten opzichte van de referentiesituatie.

+

Kans op verbetering en/of toename van leefgebieden van beschermde soorten ten opzichte van de referentiesituatie.

0/+

Kleine kans op verbetering en/of toename van leefgebieden van beschermde soorten ten opzichte van de referentiesituatie.

0

Geen effecten verwacht op beschermde soorten.

0/-

Klein risico op aantasting en/of verdwijning van leefgebieden van beschermde soorten ten opzichte van de referentiesituatie.

-

Risico op aantasting en/of verdwijning van leefgebieden van beschermde soorten ten opzichte van de referentiesituatie.

--

Groot risico op aantasting en/of verdwijning van leefgebieden van beschermde soorten ten opzichte van de referentiesituatie.

Natura 2000-gebieden

Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de effecten van de drie alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie.

PAGW

Het doel van het PAGW is het realiseren van een en klimaatbestendig rivierecosysteem waarin alle belangrijke habitats en kenmerkende soorten een plaats vinden. Hierbij ligt de focus op de ontwikkeling van vier hotspots van grootschalige samenhangende natuur langs de grote rivieren, waar voldoende leefgebied is voor duurzame populaties en daarmee ook als brongebied voor verspreiding naar delen van het rivierengebied en achterland kunnen fungeren: Gelderse Poort, Biesbosch, IJssel-Vechtdelta en Grensmaas. Deze verspreiding moet mogelijk worden via een ‘kralensnoer’ (corridors en stapstenen) van natuurgebieden langs de grote rivieren. De PAGW-opgave wordt ook ingevuld vanuit de opgave vanuit Natura 2000, KRW en NNN en aangevuld met een extra opgave om klimaateffecten op te vangen (en de grote wateren economisch te kunnen blijven gebruiken).

Om voldoende ruimte te creëren voor de ontwikkeling van een en klimaatbestendig rivierecosysteem worden in het streefbeeld alle buitendijkse landbouwgronden in de hotspots omgezet in natuur of natuur-inclusieve landbouw. In de Gelderse Poort wordt aanvullend ook binnendijkse gebieden (Rijnstranden en Groenlanden) toegevoegd om hier specifiek laagdynamische riviernatuur te ontwikkelen. In de IJssel-Vechtdelta is ook binnendijks gebied meegenomen (Reeve-Abbertbos), maar dat ligt in het merengebied buiten de IRM-plangrens en valt daarmee buiten de scope van dit MER.

De realisatie van een ecologisch en veerkrachtig riviersysteem (schaal, dynamiek, habitatkwaliteit, habitatdiversiteit en connectiviteit) vanuit de PAGW is aanvullend op de opgave vanuit Natura 2000. De score van de alternatieven 2 en 3, inclusief PAGW, op de Natura 2000-doelstellingen is daarmee zeer positief (++). Een belangrijk aandachtspunt hierbij is het spanningsveld tussen de Natura 2000-doelstellingen die afhankelijk zijn van landbouwgronden zoals de grasetende watervogels en de ambitie om alle landbouwgronden om te vormen naar natuur of natuurinclusieve landbouw. Een en ander is afhankelijk hoe de natuurinclusieve landbouw vorm gaat krijgen en op welke schaal dit zal zijn. Mogelijk dat er een tekort aan foerageergebieden voor grasetende watervogels ontstaat, die wellicht ook buiten de Natura 2000-gebieden gezocht moet worden. De keerzijde is ook dat door omvormen van landbouwgrond wel een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de opgave om de stikstofdepositie te verlagen. In alternatief 1 is geen binnendijkse reservering voor rivierverruiming opgenomen. De PAGW-opgave binnen de hotspot Gelderse Poort moet voor een belangrijk deel binnendijks gerealiseerd worden (Rijnstrangen) en daarvoor is dan onvoldoende ruimte beschikbaar, met name voor laagdynamische natuur. Natura 2000-doelen die afhankelijk zijn van laagdynamische gebieden staan juist onder druk en uit het Natura 2000-beheerplan van de Rijntakken is op te maken dat hiervoor extra inspanningen nodig zijn. Deze worden in alternatief 1 niet voldoende geboden door PAGW. PAGW scoort voor dit alternatief voor de Rijntakken een (0/+).

Alternatief 1: accent op rivierbodemligging & sedimenthuishouding 

Rijn

Door het omhoog brengen van de rivierbodem in de Rijn wordt het hoogteverschil tussen het zomer- en winterbed verkleind. Hierdoor neemt de rivierdynamiek, sedimentuitwisseling en de inundatieduur van de uiterwaarden toe. De kribverlaging en langsdammen zorgen eveneens voor meer dynamiek langs de oevers. Dit is gunstig voor droge habitattypen die profiteren van zandafzetting als stroomdalgraslanden en voor natte habitattypen die verdrogingsgevoelig zijn, zoals zachthoutooibos.

De verbinding tussen de rivier en nevengeulen verbetert ook, omdat er minder snel sprake is van droogval. Dit is gunstig voor de ontwikkeling van overstromingsvlaktes en maakt de uiterwaarden beter bereikbaar voor vis en beter geschikt als foerageergebied voor bijvoorbeeld vogels.

Buitendijkse rivierverruimingsmaatregelen biedt kansen om voor Natura 2000-waarden die nu te versnipperd voorkomen (zoals ooibossen en stroomdalgraslanden) robuuste eenheden te creëren. De vraag is of deze maatregelen voldoende zijn om de klimaateffecten, zoals eerder en vaker lagere afvoeren en dus droogval, op kunnen heffen omdat hiervoor geen extra maatregelen voorzien zijn. De synergie met de PAGW-opgave is beperkt door de beperkte beschikbare ruimte voor natuurontwikkeling. De score ten opzichte van de referentiesituatie is licht positief (0/+).

Maas

In de Maas wordt niet zozeer de bodem verhoogd, maar wordt deze gehandhaafd op plekken waar sprake is van erosie. Dit betekent enige verbetering ten opzichte van de referentiesituatie waar bodemerosie niet wordt tegengegaan. Dit leidt tot enige verbetering ten aanzien van rivierdynamiek. De vraag is of dit genoeg zal zijn om de knelpunten die nu in de Natura 2000-gebieden langs de Maas spelen, zoals de Oeffelter Meent, op te heffen. De buitendijkse rivierverruimingsmaatregelen biedt ook hier kansen om meer robuuste eenheden te realiseren. Klimaateffecten, met name ten aanzien van vaker lagere afvoeren worden ook hier niet voldoende opgevangen. De score ten opzichte van de referentiesituatie is licht positief (0/+). De synergie met de PAGW-opgave is ook beperkt.

Alternatief 2: accent op afvoer- & bergingscapaciteit

Rijn en Maas

Zowel in de Rijn als Maas wordt de huidige bodemligging gehandhaafd ten opzichte van de referentiesituatie, wat betekent dat verdere bodemdaling wordt tegengegaan.

Buitendijks worden grootschalige uiterwaardverlaging en zomerkadeverlaging toegepast. Hierdoor zal de rivierdynamiek toenemen wat gunstig is voor habitattypen die horen bij hoge rivierdynamiek. Dit kan wel een knelpunt zijn voor Natura 2000-doelen die juist voorkomen in laagdynamische systemen als moerasvogels en amfibieën. De mogelijkheid om buitendijkse deze leefgebieden uit te breiden of de kwaliteit van te verbeteren wordt beperkter, alhoewel er door de grootschalige uiterwaardverlaging er ook meer ruimte ontstaat om speciaal laagdynamische delen te ontwikkelen. In dit alternatief zijn ook bestaande binnendijkse reserveringen meegenomen. Verbinding tussen laagdynamische leefgebieden buitendijks en binnendijks biedt hier kansen. De klimaateffecten worden niet alleen opgevangen met lopende projecten, ook de grootschalige uiterwaardverlaging zal hieraan bijdragen. Er zal bijvoorbeeld minder sprake zijn van droogval. De score is (+) en hierbij is er geen onderscheid tussen Maas en Rijn. Er is bij dit alternatief een synergie met de PAGW-opgave.

Alternatief 3: maximale ambitie voor beide beleidskeuzen 

Rijn en Maas

De rivierbodem wordt hier fors verhoogd wat maximaal ten gunste komt aan de rivierdynamiek. Daarnaast zorgen de grootschalige uiterwaardvergravingen in de vorm van buitendijkse uiterwaardverlaging, nevengeulen, langsdammen, zomerkadeverlagingen in combinatie met bestaande en nieuwe binnendijkse locaties voor vergroten van de afvoer- en bergingscapaciteit voor een belangrijke schaalvergroting van het riviersysteem. Hardnekkige knelpunten, zoals het realiseren van robuuste eenheden ooibos kunnen hierdoor opgelost worden. Op voorhand lijkt hier voldoende ruimte te zijn om ook aaneengesloten laagdynamische leefgebieden als rietmoerassen en overstromingsvlaktes te realiseren. Hier is sprake van grote synergie met de PAGW-opgave. Ook klimaateffecten als meer piekafvoeren en droogval dat vaker en eerder optreedt kan beter opgevangen worden. De score is (++) ten opzichte van de referentiesituatie.

Natuurnetwerk Nederland

Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de effecten van de drie alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie.

Alternatief 1: accent op rivierbodemligging & sedimenthuishouding 

Algemeen

De verhoging (terugbrengen) van de rivierdynamiek als gevolg van het omhoogbrengen van de rivierbodem is gunstig voor de rivier zelf die te maken heeft met verstoorde sedimentatieprocessen. Maar ook knelpunten van natuurbeheertypen als stroomdalgrasland (sedimentatie), dynamisch moeras (natuurlijke fluctuaties) en ooibos (inundatie) worden hiermee verminderd of opgeheven.

Buitendijkse rivierverruimende maatregelen zal grotendeels plaatsvinden ter hoogte van agrarische gronden. Intensief agrarisch gebruik is één van de belangrijkste knelpunten voor de ontwikkeling van natuurbeheertypen. Knelpunten ten aanzien van verdroging, vermesting en versnippering kunnen hiermee opgeheven worden. Het verliezen van agrarische gronden kan conflicteren met de ambities ten aanzien van vogelgraslanden (weidevogels en ganzen). Met name ganzen zijn afhankelijk van enigszins bemeste agrarische graslanden die deels zullen verdwijnen. Weidevogels foerageren met name tijdens de trek op plas-drasgraslanden en langs oevers van nevengeulen en broeden dan bijvoorbeeld in de Krimpenerwaard (de Lange et al., 2013). Deze soorten profiteren qua foerageergebied van de rivierverruiming. Het broedhabitat van weidevogels staat in de uiterwaarden mede door ten intensief agrarisch gebruik en verdroging onder druk. Vernatting als gevolg van het omhoogbrengen van de rivierbodem in combinatie met uiterwaardverlaging kan dus ook gunstig zijn voor broedende weidevogels.

Bij buitendijkse rivierverruiming liggen kansen om de verbinding met beekmondingen te versterken en ook passeerbaar te maken.

Rijn en Maas

Evenals bij Natura 2000 is ook hier de vraag is of deze maatregelen voldoende zijn om de klimaateffecten, zoals eerder en vaker lagere afvoeren en dus droogval, op te heffen omdat hiervoor geen extra maatregelen voorzien zijn. De score is licht positief (0/+) voor zowel de Rijntakken als de Maas. Vanwege de beperkte ruimte voor natuurontwikkeling is er beperkte synergie met de PAGW-opgave.

Alternatief 2: accent op afvoer- & bergingscapaciteit

Zowel in de Rijn als Maas wordt de huidige bodemligging gehandhaafd ten opzichte van het nul-alternatief, wat betekent dat verdere bodemdaling wordt tegengegaan. In de Rijn vindt geen verdere bodemverhoging plaats, zoals bij alternatief 1. Buitendijks worden grootschalige uiterwaardverlaging en zomerkadeverlaging toegepast.

Rijn en Maas

In dit alternatief ontstaat meer ruimte voor rivierdynamiek in de uiterwaarden en natuurontwikkeling door omvorming van landbouwgronden naar natuur als gevolg van de rivierverruimende maatregelen. De verdrogende werking van de rivier wordt enigszins verminderd door de huidige bodemligging te handhaven, waardoor de drainerende werking van de rivier niet verder toeneemt en door maaiveld in de uiterwaarden te verlagen. De onderbouwing van de score van dit alternatief is vergelijkbaar met alternatief 1, met als grootste verschil dat er meer areaal natuur ontwikkeld kan worden, waarbij ook verbinding met binnendijkse natuur mogelijk is en daarmee de klimaatopgave ook deels opgevangen kan worden. De morfodynamiek in de Rijn neemt wel minder toe dan bij alternatief 1 waar de rivierbodem verhoogd wordt (in plaats van gehandhaafd bij dit alternatief). Voor het beheertype wintergasenweide is minder ruimte, omdat landbouwgrond wordt omgevormd naar natuur. Desondanks is ten opzichte van alternatief 1 de score positief (+), vanwege het grotere areaal natuurontwikkeling en het deels opvangen van de klimaatopgave. De synergie met de PAGW-opgave is daarmee ook groter dan bij alternatief 1.

Alternatief 3: maximale ambitie voor beide beleidskeuzen 

Rijn en Maas

Evenals bij Natura 2000 draagt dit alternatief maximaal bij aan het realiseren van een zo natuurlijk mogelijk riviersysteem waar ruimte is voor robuuste eenheden van zowel hoog- als laagdynamische natuur, goede ecologische verbinding met binnendijks gebied en waar de klimaatopgave grotendeels in opgevangen kan worden. Het agrarisch gebruik in rivierengebied wordt in dit alternatief sterk verminderd waardoor hoogproductief grasland zal verdwijnen. Foerageergebied voor ganzen zal deels terugkomen in de vorm van open water, plas-dras gebieden, nevengeulen en vochtige graslanden. Wintergastenweides moeten dan vooral grenzend aan de uiterwaarden en in het laagveen- en zeekleigebied gerealiseerd worden. De score is zeer positief (++) en er is grote synergie met de PAGW-opgave.

Kaderrichtlijn Water

Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de effecten van de drie alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie.

Voor het beoordelen van de effecten is per alternatief gekeken naar mogelijke maatregelpakketten die van toepassing zijn per alternatief, en welke van deze maatregelen effect hebben op de KRW-toestand. Voor de effectbeoordeling is per alternatief gekeken naar de maatregelen die binnen- en of buitendijks worden voorzien. Daarbij is gekeken of deze maatregelen in lijn zijn met voorgenomen KRW-maatregelen en of zij (positieve én negatieve) ontwikkelingen met effect op de KRW-toestand beïnvloeden.

De PAGW maakt deel uit van alle alternatieven. De PAGW-opgave en de KRW-opgave overlappen grotendeels. PAGW draagt bij aan meer natuurlijke dynamiek, stromend habitat, zoveel mogelijk in synergie en aanvulling op de KRW-ontwikkelingen. Het realiseren van een klimaatbestendig rivierecosysteem waarin alle belangrijke habitats en kenmerkende soorten een plaats vinden werkt voor alle alternatieven dan ook positief door op het behalen van de KRW-doelen (+).

Alternatief 1: accent op rivierbodemligging & sedimenthuishouding 

Algemeen

De rivierbodem wordt met sedimentsuppleties en langsdammen/kribverlaging omhoog gebracht naar het niveau van 2000 in eroderende trajecten van de Rijn en Maas. Dit niveau van 2000 wordt ook gehandhaafd. Ter compensatie van de rivierbodemverhoging vindt buitendijks uiterwaardverlaging plaats en worden nevengeulen aangelegd. Onttrekking van sediment in de rivieren in de vorm van bijvoorbeeld zandwinning of grindwinning zal niet verder plaatsvinden.

Rijn en Maas

Sedimentonttrekkingen door zandwinning en grindwinning in de rivier hebben (al dan niet tijdelijk) negatieve effecten op met name macrofauna en (in mindere mate) vis in zowel Rijntakken als Maas. Stopzetting daarvan is dus positief voor deze soortgroepen. Sedimentwinning zal overigens niet helemaal worden stopgezet, want vaarwegonderhoud blijft nodig. De aanleg van nevengeulen (bovenop de in het kader van de KRW al geplande aanleg van nevengeulen) zorgt voor een grotere variatie in stroomsnelheid en diepte en daardoor voor een toename van de variatie in leefomstandigheden voor waterplanten, macrofauna en vis. Ook langsdammen zorgen voor meer luwte en daarnaast voor vermindering van de invloed van scheepvaart op macrofauna en vis. Tegenover deze positieve effecten staat voor zowel Rijntakken als Maas het (tijdelijke) negatieve effect van sedimentsuppletie op macrofauna (als gevolg van bedelving) en het tijdelijke negatieve effect op vis (als gevolg van vertroebeling). Daarnaast hebben kribverlaging en langsdammen een (beperkt) negatief effect op macrofauna door het (beperkte) ruimtebeslag.

De maatregelen uit alternatief 1 hebben in beginsel geen effect op de fysisch-chemische kwaliteit of op verontreinigende/prioritaire stoffen.

Tegenover de (permanente) positieve effecten van met name nevengeulen staan de tijdelijke negatieve effecten door sedimentsuppletie en het ruimtebeslag als gevolg van kribverlaging en aanleg van langsdammen. Daarmee biedt alternatief 1 kleine kansen op het verbeteren v.d. kwaliteit van (biologische) KRW-toestand. Daarom scoort alternatief 1 (in combinatie met het realiseren van de PAGW opgave) voor zowel de Rijntakken als de Maas positief (+) ten opzichte van de referentiesituatie op het aspect Kaderrichtlijn Water.

Alternatief 2: accent op afvoer- & bergingscapaciteit

Algemeen

In alternatief 2 wordt ingezet op extra buitendijkse rivierverruiming om een deel van de klimaatopgave op te vangen. Dit betreft ook grootschalige uiterwaardverlaging en zomerkadeverlaging buitendijks. Waar nodig wordt dit aangevuld met het gebruik van bestaande binnendijkse reserveringen. De huidige bodemdiepte wordt gehandhaafd.

Rijn en Maas

Alternatief 2 zorgt door uiterwaardverlaging voor het ontstaan van extra paai- en foerageerhabitat voor diverse vissoorten. Daarnaast profiteren ook waterplanten en macrofaunasoorten van uiterwaardverlaging als daarin is voorzien van permanent natte leefgebieden zoals geïsoleerde geulen of ondiepe plassen. In de zoetwatergetijderivieren (zoals Benedenmaas en Bergsche Maas) kunnen ook oeverplanten zoals biezen zich beter ontwikkelen (Liefveld et al, 2016). Ook stopzetting van de sedimentonttrekking is positief (zie alternatief 1).

Tegenover deze positieve effecten staat (net als bij alternatief 1) voor zowel Rijntakken als Maas het (tijdelijke) negatieve effect van sedimentsuppletie op macrofauna (als gevolg van bedelving) en het tijdelijke negatieve effect op vis (als gevolg van vertroebeling).

De maatregelen uit alternatief 2 hebben in beginsel geen effect op de fysisch-chemische kwaliteit of op verontreinigende/prioritaire stoffen.

Tegenover de (permanente) positieve effecten van de uiterwaardverlaging staan de tijdelijke negatieve effecten door sedimentsuppletie. Daarmee biedt alternatief 2 kleine kansen op het verbeteren v.d. kwaliteit van (biologische) KRW-toestand. Daarom scoort alternatief 2 (in combinatie met het realiseren van de PAGW opgave) positief (+) ten opzichte van de referentiesituatie op het aspect Kaderrichtlijn Water voor zowel Rijntakken als Maas.

Alternatief 3: maximale ambitie voor beide beleidskeuzen 

Algemeen

In dit alternatief wordt ingezet op zowel de sedimenthuishouding en rivierbodemligging als de afvoer- en bergingscapaciteit om zoveel mogelijk van de klimaatopgave op te vangen. Dit betreft grootschalige uiterwaardverlaging, rivierverruiming met de aanleg van nevengeulen, langsdammen, en zomerkaderverlaging. Indien nodig dient er binnendijks gezocht te worden naar nieuwe ruimte voor oplossingen. Daarnaast wordt de bodem omhoog gebracht naar het niveau van 1980 (in plaats van 2000) en daar gehouden.

Rijn en Maas

De aanleg van nevengeulen en de verlaging van de uiterwaarden zorgen beiden voor positieve effecten op diverse soortengroepen. Waterplanten, macrofauna en vis profiteren van de grotere variatie in leefomstandigheden als gevolg van de aanleg van nevengeulen en door de uiterwaardverlaging. Deze positieve effecten wegen voor zowel Rijntakken als Maas veel zwaarder dan het tijdelijke negatieve effect op macrofauna door sedimentsuppletie.

Om bovenstaande redenen biedt alternatief 3 goede kansen op het verbeteren van de kwaliteit van (biologische) KRW-toestand. Daarom scoort alternatief 3 (in combinatie met het realiseren van de PAGW opgave) voor zowel Rijntakken als Maas sterk positief (++) ten opzichte van de referentiesituatie op het aspect Kaderrichtlijn Water.

Beschermde soorten

In deze paragraaf zijn de effecten van de drie alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie beschreven en beoordeeld.

PAGW

Het doel van het PAGW is het realiseren van een en klimaatbestendig rivierecosysteem waarin alle belangrijke habitats en kenmerkende soorten een plaats vinden. Om voldoende ruimte te creëren voor de ontwikkeling van een en klimaatbestendig rivierecosysteem worden in het streefbeeld alle buitendijkse landbouwgronden in de hotspots omgezet in natuur of natuur-inclusieve landbouw. De realisatie van een ecologisch en veerkrachtig riviersysteem (schaal, dynamiek, habitatkwaliteit, habitatdiversiteit en connectiviteit) biedt voldoende ruimte voor duurzame populaties van (beschermde) soorten die thuishoren in het rivierengebied. Aandachtspunt is dat er wel voldoende laagdynamische delen in de uiterwaarden beschikbaar blijven voor soorten die hiervoor afhankelijk zijn, zoals amfibieën en moerasvogels. De standplaatsen van beschermde plantensoorten die gebonden zijn aan agrarisch gebruik kunnen behouden blijven bij natuur-inclusieve landbouw. De score van de alternatieven, inclusief PAGW, op de leefgebieden van beschermde soorten is daarmee zeer positief (++).

Alternatief 1: accent op rivierbodemligging & sedimenthuishouding 

Rijn en Maas

De beoordeling van dit alternatief sluit aan op eerdere beoordelingen van Natura 2000 en NNN. Er is enige ruimte voor natuurontwikkeling en toename van dynamiek in het rivierengebied waardoor ook het areaal en de kwaliteit leefgebied van beschermde soorten zal toenemen. Dit geldt met name voor de houting, steur en rivierrombout. Standplaats van beschermde plantensoorten die gebonden zijn aan agrarisch gebruik en ruderale terreinen verdwijnen mogelijk. Er is beperkte synergie met de PAGW-opgave omdat hiervoor in dit alternatief niet voldoende ruimte beschikbaar is.

Belangrijk aandachtspunt is verder dat bij de rivierverruimende maatregelen wel aandacht is voor behoud van de aanwezige soorten van laagdynamische milieus zoals rietmoerassen en overstromingsvlaktes voor amfibieën, kwabaal en grote modderkruiper. Verbinding met het binnendijks gebied wordt voor deze soorten belangrijker en daar is in dit alternatief geen ruimte voor opgenomen. Dit geldt ook voor maatregelen om de negatieve gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan. De score is voor zowel de Rijn als de Maas licht positief (0/+) ten opzichte van de referentiesituatie.

Alternatief 2: accent op afvoer- & bergingscapaciteit

Rijn en Maas

In dit alternatief is meer ruimte voor natuurontwikkeling en verbinding met binnendijks gebied dan alternatief 1. De grootschalige uiterwaardverlaging en zomerkade verlaging heffen deels de verdrogende effecten van klimaatverandering op. Er is ook meer ruimte om diversiteit in habitats te ontwikkelen, bijvoorbeeld ook meer diepe delen waar vissen zowel tijdens hoge temperaturen als voor overwintering kunnen verblijven. Verbinding via beekmondingen is belangrijk voor vissen zoals de beek- en rivierprik (weliswaar niet wettelijk beschermd) en vormen kouderefugia. De score is voor zowel de Rijn als de Maas positief (+). De synergie met de PAGW-opgave is groter dan bij alternatief 1.

Alternatief 3: maximale ambitie voor beide beleidskeuzen 

Rijn en Maas

De rivierbodem wordt hier fors verhoogd wat maximaal ten gunste komt aan de rivierdynamiek. Daarnaast zorgen de grootschalige uiterwaardvergravingen in de vorm van buitendijkse uiterwaardverlaging, nevengeulen, langsdammen, zomerkadeverlagingen in combinatie met bestaande en nieuwe binnendijkse locaties voor een belangrijke schaalvergroting van het riviersysteem. Er is ruimte om robuuste aaneengesloten leefgebieden te realiseren en zo invulling te geven aan de PAGW-opgave. Op voorhand lijkt hiermee voldoende ruimte te zijn om ook aaneengesloten laagdynamische leefgebieden als rietmoerassen en overstromingsvlaktes te realiseren. Ook klimaateffecten als meer piekafvoeren en droogval dat vaker en eerder optreedt kan beter opgevangen worden. De score is voor zowel de Rijn als de Maas zeer positief (++).

Totaalbeoordeling natuur

In onderstaande tabel zijn de beoordelingen op Natura 2000, Natuurnetwerk Nederland, Kaderrichtlijn soorten en beschermde soorten samengevat.

Tabel 7‑ 2 Totaalbeoordeling Rijntakken (excl en incl. PAGW)

Deze tabel laat de totaalbeoordeling voor de milieueffecten van het beoordelingsaspect natuur zien voor de Rijntakken, exclusief en inclusief PAGW, voor de drie alternatieven. Deze beoordeling is toegelicht in de tekst voorafgaande aan de tabel.

Tabel 7‑ 3 Totaalbeoordeling Maas (excl. en incl PAGW)

Deze tabel laat de totaalbeoordeling voor de milieueffecten van het beoordelingsaspect natuur zien voor de Maas, exclusief en inclusief PAGW, voor de drie alternatieven. Deze beoordeling is toegelicht in de tekst voorafgaande aan de tabel.