Gebruiksfuncties rivierengebied
Inleiding
Om te komen tot een beoordeling van effecten wordt gewerkt met onderstaand beoordelingskader voor gebruiksfuncties in het rivierengebied.
Tabel 7‑13 Beoordelingskader gebruiksfuncties rivierengebied
Aspect | Criteria | |
Wonen en werken | Verandering in de binnendijkse en buitendijkse woon- en werkfunctie | |
Recreëren | Verandering kansen recreatieve en toeristische voorzieningen | |
Landbouw | Verandering in oppervlak en kwaliteit landbouwkundig gebruik | |
Beschikbaarheid drink- en industriewater | Verandering in waterbeschikbaarheid voor industrie en drinkwater, en mate waarin zoutindringing in het mondinggebied verandert. | |
Stabiliteit oevers en kunstwerken | Veranderingen in risico’s’ voor stabiliteit van oevers en kunstwerken | |
Delfstoffen-winning | Verandering in kans dat er in de periode tot 2050 (veel) grond vrij komt die herbestemd kan worden. | |
Kabels en leidingen | Verandering in risico’s voor kabels en leidingen |
De beoordeling van de alternatieven vond plaats ten opzichte van de referentiesituatie aan de hand van zeven beoordelingsschalen. Deze zijn onderstaand opgenomen.
Beoordelingsschaal alternatieven: wonen en werken
Beoordelingsschaal alternatieven: Wonen en werken | |
++ | Grote kans op het verbeteren van de buitendijkse woon- en werkfunctie ten opzichte van de referentiesituatie. |
+ | Kans op het verbeteren van de buitendijkse woon- en werkfunctie ten opzichte van de referentiesituatie. |
0/+ | Kleine kans op het verbeteren van de buitendijkse woon- en werkfunctie ten opzichte van de referentiesituatie. |
0 | Naar verwachting geen effect op de buitendijkse woon- en werkfunctie. |
0/- | Klein risico op aantasting/verslechtering van de buitendijkse woon- en werkfunctie ten opzichte van de referentiesituatie. |
- | Risico op aantasting/verslechtering van de buitendijkse woon- en werkfunctie ten opzichte van de referentiesituatie. |
-- | Groot risico op aantasting/verslechtering van de buitendijkse woon- en werkfunctie ten opzichte van de referentiesituatie. |
Beoordelingsschaal alternatieven: recreëren
Beoordelingsschaal alternatieven: Recreëren | |
++ | Grote kans op het verbeteren van de (kwaliteit van) riviergebonden recreatieve en toeristische voorzieningen ten opzichte van de referentiesituatie. |
+ | Kans op het verbeteren van de (kwaliteit van) riviergebonden recreatieve en toeristische voorzieningen ten opzichte van de referentiesituatie. |
0/+ | Kleine kans op het verbeteren van de (kwaliteit van) riviergebonden recreatieve en toeristische voorzieningen ten opzichte van de referentiesituatie. |
0 | Naar verwachting geen effect op de (kwaliteit van) riviergebonden recreatieve en toeristische voorzieningen ten opzichte van de referentiesituatie. |
0/- | Klein risico op aantasting van de (kwaliteit van) riviergebonden recreatieve en toeristische voorzieningen ten opzichte van de referentiesituatie. |
- | Risico op aantasting van de (kwaliteit van) riviergebonden recreatieve en toeristische voorzieningen ten opzichte van de referentiesituatie. |
-- | Groot risico op aantasting van de (kwaliteit van) riviergebonden recreatieve en toeristische voorzieningen ten opzichte van de referentiesituatie. |
Beoordelingsschaal alternatieven: landbouw
Beoordelingsschaal alternatieven: Landbouw | |
++ | Grote kans op het vergroten van het oppervlak agrarische gronden en/of de kwaliteit van landbouwkundig gebruik ten opzichte van de referentiesituatie. |
+ | Kans op het vergroten van het oppervlak agrarische gronden en/of de kwaliteit van landbouwkundig gebruik ten opzichte van de referentiesituatie. |
0/+ | Kleine kans op het vergroten van het oppervlak agrarische gronden en/of de kwaliteit van landbouwkundig gebruik ten opzichte van de referentiesituatie. |
0 | Naar verwachting geen effect op landbouw. |
0/- | Klein risico op verkleinen van het oppervlak agrarische gronden en/of de kwaliteit van landbouwkundig gebruik ten opzichte van de referentiesituatie. |
- | Risico op verkleinen van het oppervlak agrarische gronden en/of kwaliteit landbouwkundig gebruik ten opzichte van de referentiesituatie. |
-- | Groot risico op verkleinen van het oppervlak agrarische gronden en/of kwaliteit van landbouwkundig gebruik ten opzichte van de referentiesituatie. |
Beoordelingsschaal alternatieven: beschikbaarheid drink- en industriewater
Beoordelingsschaal alternatieven: Beschikbaarheid drink- en industriewater | |
++ | Grote kans op het verbeteren van waterbeschikbaarheid voor industrie en drinkwater. |
+ | Kans op het verbeteren van waterbeschikbaarheid voor industrie en drinkwater. |
0/+ | Kleine kans op het verbeteren van waterbeschikbaarheid voor industrie en drinkwater. |
0 | Naar verwachting geen effect op waterbeschikbaarheid voor industrie en drinkwater . |
0/- | Klein risico op aantasting van waterbeschikbaarheid voor industrie en drinkwater. |
- | Risico op aantasting van waterbeschikbaarheid voor industrie en voor drinkwater. |
-- | Groot risico op aantasting van waterbeschikbaarheid voor industrie en voor drinkwater. |
Beoordelingsschaal alternatieven: stabiliteit oevers en kunstwerken
Beoordelingsschaal alternatieven: Stabiliteit oevers en kunstwerken | |
++ | Grote kans op het verminderen van risico’s voor stabiliteit van oevers en kunstwerken ten opzichte van de referentiesituatie. |
+ | Kans op het verminderen van risico’s voor stabiliteit van oevers en kunstwerken ten opzichte van de referentiesituatie. |
0/+ | Kleine kans op het verminderen van risico’s voor stabiliteit van oevers en kunstwerken ten opzichte van de referentiesituatie. |
0 | Geen effect op de risico’s voor stabiliteit van oevers en kunstwerken ten opzichte van de referentiesituatie. |
0/- | Klein risico op het vergroten van risico’s voor stabiliteit van oevers en kunstwerken ten opzichte van de referentiesituatie. |
- | Risico op het vergroten van risico’s voor stabiliteit van oevers en kunstwerken ten opzichte van de referentiesituatie. |
-- | Groot risico op het vergroten van risico’s voor stabiliteit van oevers en kunstwerken ten opzichte van de referentiesituatie. |
Beoordelingsschaal alternatieven: delfstoffenwinning
Beoordelingsschaal alternatieven: Delfstoffenwinning | |
++ | Grote kans op het vergroten van herbestemmen vrijgekomen grond. |
+ | Kans op het vergroten van herbestemmen vrijgekomen grond. |
0/+ | Kleine kans op het vergroten van herbestemmen vrijgekomen grond. |
0 | Geen effect op van vergroten van herbestemmen vrijgekomen grond. |
0/- | Klein risico op afname van mogelijkheden voor herbestemmen vrijgekomen grond. |
- | Risico op afname van mogelijkheden voor herbestemmen vrijgekomen grond. |
-- | Groot risico op afname van mogelijkheden voor herbestemmen vrijgekomen grond. |
Beoordelingsschaal alternatieven: kabels en leidingen
Beoordelingsschaal alternatieven: Kabels en leidingen | |
++ | Grote kans op het afnemen van schade aan bestaande kabels en leidingen ten opzichte van de referentiesituatie. |
+ | Kans op het afnemen van schade aan bestaande kabels en leidingen ten opzichte van de referentiesituatie. |
0/+ | Kleine kans op het afnemen van schade aan bestaande kabels en leidingen ten opzichte van de referentiesituatie. |
0 | Geen effect verwacht op kabels en leidingen. |
0/- | Klein risico op toename schade aan bestaande kabels en leidingen ten opzichte van de referentiesituatie. |
- | Risico op toename schade aan bestaande kabels en leidingen ten opzichte van de referentiesituatie. |
-- | Groot risico op toename schade aan bestaande kabels en leidingen ten opzichte van de referentiesituatie. |
Wonen en werken
Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de effecten van de drie alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie.
Alternatief 1: accent op rivierbodemligging & sedimenthuishouding
Rijn en Maas
Dit alternatief faciliteert met rivierverruimingen de verhoging van de bodemligging en ontwikkeling van natuur. De risico’s op waterschade blijven dus ongewijzigd. Door de rivierverruimende maatregelen kunnen op sommige plekken knelpunten ontstaan met bestaande woningen en bedrijvigheid door de vraag naar ruimte. Mogelijk dienen als gevolg van maatregelen bestaande woningen en/of bedrijven te worden geamoveerd of worden deze op een andere wijze nadelig beïnvloed (bijvoorbeeld door toename van binnendijkse kwel als gevolg van het graven van nevengeulen, tijdelijke hinder als gevolg van aanleg of afname van het uitzicht). Aangezien het in alternatief 1 maar om een beperkt aantal rivierverruimende maatregelen gaat, wordt er hier geen groot risico verwacht voor het ruimtegebruik. Echter, voor het realiseren van de PAGW-opgave is 28.300 ha nieuwe ecotopen nodig, wat vraagt om nieuwe ruimte of het omzetten van bestaande ruimte. Deze ontwikkelingen vinden met name in buitendijks landbouwgebied plaats, waarbij alle bebouwing in tact wordt gelaten. Het effect van de PAGW op het ruimtegebruik van wonen en werken is dus minimaal. Daarnaast draagt de realisatie van de PAGW positief bij aan de kwaliteit van wonen en de economische waarden van onroerend goed.
Voor zowel de Maas en de Rijn scoort dit alternatief licht negatief (0/-).
Alternatief 2: accent op afvoer- & bergingscapaciteit
Rijn en Maas
Door grootschalige rivierverruimende maatregelen, zoals uiterwaardverlaging en zomerkadeverlaging in alternatief 2, wordt de afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierengebied verbeterd. Hierdoor wordt de waterveiligheid voor binnendijkse woningen versterkt. Anderzijds kunnen de ingrepen een negatief effect hebben op bestaande woningen, omdat de rivierverruimende maatregelen ertoe kunnen leiden dat bestaande buitendijkse woningen of bedrijven verwijderd of verplaatst moeten worden (zie ook alternatief 1).
Daarnaast wordt in alternatief 2 gebruik gemaakt van binnendijkse reserveringen. Hierbij komen woningen en/of bedrijven die nu nog binnendijks liggen in de toekomst mogelijk buitendijks te liggen. Daarnaast kan het voorkomen dat er woningen en/of bedrijven verplaatst, verwijderd of verhoogd moeten worden. Dit brengt een groot risico met zich mee voor deze woningen en/of bedrijven. Dit risico wordt beschouwd als negatief, aangezien de waterveiligheid voor deze woningen en/of bedrijven sterk achteruitgaat. Tot slot, voor het realiseren van de PAGW-opgave is 28.300 ha nieuwe ecotopen nodig, wat vraagt om nieuwe ruimte of het omzetten van bestaande ruimte. Deze ontwikkelingen vinden met name in buitendijks landbouwgebied plaats, waarbij alle bebouwing in tact wordt gelaten. Het effect van de PAGW op het ruimtegebruik van wonen en werken is dus minimaal. Daarnaast draagt de realisatie van de PAGW positief bij aan de kwaliteit van wonen en de economische waarden van onroerend goed.
Voor zowel de Maas en de Rijn scoort dit alternatief negatief (-), wegens het risico op aantasting/verslechtering van de buitendijkse woon- en werkfunctie door de rivierverruimende maatregelen.
Alternatief 3: maximale ambitie voor beide beleidskeuzen
Rijn en Maas
In alternatief 3 zijn de genomen maatregelen nog grootschaliger dan in alternatief 1 en 2. Enerzijds hebben de verbeterde afvoer- en bergingscapaciteit een positief effect op de waterveiligheid van binnendijkse woningen. Anderzijds kunnen de rivierverruimende maatregelen ertoe leiden dat bestaande buitendijkse woningen verwijderd, verplaatst of aangepast moeten worden en/of er andere negatieve effecten op wonen en werken ontstaat (bijvoorbeeld ongewenste kwel, tijdelijke hinder door uitvoering, afname uitzicht van woningen).
In alternatief 3 worden de huidige bestaande binnendijkse reserveringen (indien nodig) aangevuld met zoeklocaties voor nieuwe binnendijkse gebieden om toe te voegen aan het rivierengebied. Wanneer er meer binnendijkse ingrepen gaan plaatsvinden, heeft dit mogelijk sterk negatief effect op de woningen binnendijks, aangezien deze woningen en/of bedrijven met betrekking op waterveiligheid sterk achteruitgaan en mogelijk moeten wijken. Het precieze effect zal afhangen van de gebieden die hiervoor gekozen worden. Tot slot, voor het realiseren van de PAGW-opgave is 28.300 ha nieuwe ecotopen nodig, wat vraagt om nieuwe ruimte of het omzetten van bestaande ruimte. Deze ontwikkelingen vinden met name in buitendijks landbouwgebied plaats, waarbij alle bebouwing in tact wordt gelaten. Het effect van de PAGW op het ruimtegebruik van wonen en werken is dus minimaal. Daarnaast draagt de realisatie van de PAGW positief bij aan de kwaliteit van wonen en de economische waarden van onroerend goed.
Voor zowel de Maas en de Rijn scoort dit alternatief zeer negatief, wegens het grote risico op aantasting/verslechtering van de buitendijkse woon- en werkfunctie door de rivierverruimende maatregelen (--).
Recreëren
Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de effecten van de drie alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie.
Alternatief 1: accent op rivierbodemligging & sedimenthuishouding
Rijn en Maas
In alternatief 1 is er een kleine impact op de uiterwaarden door uiterwaardverlaging, dit kan tot gevolg hebben dat buitendijkse wandelpaden of struinpaden verdwijnen of verplaatst moeten worden. De herinrichting van de uiterwaarden bieden echter mogelijkheden tot het geven van een impuls voor recreatie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de aanleg van wandel- en of struinpaden in een gebied of het bieden van de mogelijkheid tot pootjebaden of (sport)vis of vaarrecreatie in de zomer. Ook zorgt de realisatie van de PAGW lokaal voor een toename van natuur, wat benut kan worden voor recreatie. Aan de andere kant is er in alternatief 1 een kleine impact op de uiterwaarden door uiterwaardverlaging. Dit kan tot gevolg hebben dat buitendijkse wandelpaden of struinpaden verdwijnen of verplaatst moeten worden.
Door de kleine impuls die de maatregelen in alternatief 1 geven aan recreatie ten opzichte van de referentiesituatie, wordt dit alternatief voor zowel de Rijntakken als de Maas licht positief (0/+) gescoord.
Figuur 7‑1 Verwachtte aantal zomerse dagen max (≥25 °C) in de huidige situatie met klimaatscenario ‘laag’ (Kaartviewer - –limaateffectatlas)
Figuur 7‑2 Verwachtte aantal zomerse dagen max (≥25 °C) in 2050 met klimaatscenario ‘laag’ (Kaartviewer Kllimaateffectatlas)
Alternatief 2: accent op afvoer- & bergingscapaciteit
Rijn en Maas
In alternatief 2 ligt de focus meer op rivierverruimende maatregelen. Deze maatregelen hebben een grote impact op het gebied, maar de aanpassingen bieden ook kansen voor grootschalige herinrichting die een impuls kunnen geven aan de recreatie. Het opnemen van nieuwe havens, wandel- en fietspaden, vogelkijkhuisjes en dergelijke bieden extra kansen voor recreatie. Het project IJsseldelta, waarbij een nevengeul is gegraven, kan hierbij dienen als voorbeeld. Er heeft herinrichting plaatsgevonden in het gebied, waarbij recreatie een centrale rol heeft gekregen. Tot slot zorgt de realisatie van de PAGW lokaal voor een toename aan natuur, wat benut kan worden voor recreatie.
Figuur 7‑3 IJsseldelta (Tauw, n.d.)
Wegens de kansen voor recreatie die alternatief 2 met zich meebrengt scoort dit alternatief voor zowel de Rijntakken als de Maas positief (+).
Alternatief 3: maximale ambitie voor beide beleidskeuzen
Rijn en Maas
In alternatief 3 zijn de aanpassingen in het rivierengebied nog grootschaliger dan in alternatief 2, simpelweg doordat er meer maatregelen worden genomen. De grootschalige aanpassingen zorgen ervoor dat er functies verdwijnen, maar bieden daarnaast ook kansen voor grootschalige herinrichting, zowel binnen als buitendijks. Deze herinrichting biedt kansen om een impuls te geven aan de recreatie in het gebied. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de aanleg van wandel-, struin of fietspaden, uitkijkpunten of het bieden van de mogelijkheid tot vis- en vaarrecreatie of pootjebaden in de zomer. Ook zorgt de realisatie van de PAGW lokaal voor een toename van natuur, wat benut kan worden voor recreatie.
Aangezien de aanpassingen in alternatief 3 grootschaliger zijn, en daarmee ook de kansen voor recreatie in het rivierengebied, scoort dit alternatief voor zowel de Rijntakken als de Maas zeer positief (++).
Landbouw
Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de effecten van de drie alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie.
Alternatief 1: accent op rivierbodemligging & sedimenthuishouding
Rijn en Maas
Een positief aspect in alternatief 1 is dat door het verhogen van de bodem naar het niveau van het jaar 2000 in eroderende trajecten, de grondwaterstand hoger wordt en de zoetwatervoorziening aanzienlijk wordt verbeterd. Dit geeft een positieve impuls aan het gehele gebied rondom de Rijntakken. Door een hogere grondwaterstand kan voorkomen worden dat landbouwgewassen en andere natuur verdrogen, doordat de wortels geen water meer kunnen onttrekken (Kennisportaal klimaatadaptatie, n.d.). Daarnaast helpt een hogere grondwaterstand om op meer punten water in te laten, waardoor boeren makkelijker kunnen irrigeren. Dit positieve effect geldt alleen voor de Rijntakken. De druk op de zoetwatervoorziening in het verzoeningsgebied van de Maas wordt niet of nauwelijks verkleind met dit alternatief t.o.v. de referentiesituatie in 2050. Deze druk wordt namelijk veroorzaakt door de beperkte afvoer van bovenstrooms.
In alternatief 1 vinden daarnaast aanpassingen (verlaging) in de uiterwaarden plaats om de afvoer- en bergingscapaciteit van de rivier te vergroten. Deze werkzaamheden kunnen ten kosten gaan van het areaal landbouw. Daarnaast heeft de realisatie van de PAGW waarbij 28.300 ha areaal wordt omgezet in ecotopen een grote negatieve impact op de landbouw. Een deel van de landbouwgronden in het rivierengebied zal omgezet worden in natuurgebied of natuurinclusieve landbouw. Een deel van de natuurrealisatie kan mogelijk vormgegeven worden door te kiezen voor minder intensieve vormen van veeteelt, teelt van gewassen passend bij het gebied of combinaties van verdienmodellen die gepaard kunnen gaan met goede kansen voor natuur en landschap. Hierdoor zou een deel van de landbouw kunnen blijven bestaan.
In alternatief 1 komt er een grotere druk op het ruimtegebruik van de landbouw als gevolg van de realisatie van de PAGW, maar neemt de situatie voor de overblijvende landbouw aanzienlijk toe. Om deze reden scoort dit alternatief voor de Rijntakken licht positief (0/+). Voor de Maas wordt de zoetwatervoorziening niet of nauwelijks verbeterd en is er alleen een negatief effect op het ruimtegebruik van de landbouw als gevolg van de PAGW. Alternatief 1 scoort voor de Maas daarom licht negatief (0/-).
Alternatief 2: accent op afvoer- & bergingscapaciteit
Rijn en Maas
In alternatief 2 ligt de focus op de afvoer- en bergingscapaciteit, wat gepaard gaat met grootschalige aanpassingen aan de uiterwaarden. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de binnendijks gereserveerde gebieden waar dat nodig is. Rivierkundige maatregelen gaan niet samen met landbouwkundig gebruik, en vormen daarmee een groot risico.
In dit alternatief wordt de bodem niet opgehoogd, maar de huidige bodemligging gehandhaafd. Er is daarom een lichte verbetering van de grondwaterstand in de Rijntakken ten opzichte van de referentiesituatie. De druk op de zoetwatervoorziening in het verzoeningsgebied van de Maas wordt niet of nauwelijks verkleind met dit alternatief t.o.v. de referentiesituatie in 2050. Deze druk wordt namelijk veroorzaakt door de beperkte afvoer van bovenstrooms. Daarnaast worden er in dit alternatief grootschalige rivierverruimende maatregelen genomen, die een negatief effect hebben op zowel het buitendijkse als het binnendijkse ruimtegebruik van de landbouw. Daarnaast heeft de realisatie van de PAGW waarbij 28.300 ha areaal wordt omgezet in ecotopen een grote negatieve impact op de landbouw. Een deel van de landbouwgronden zal omgezet worden in natuurgebied of natuurinclusieve landbouw. Een deel van de natuurrealisatie kan mogelijk vormgegeven worden door te kiezen voor minder intensieve vormen van veeteelt, teelt van gewassen passend bij het gebied of combinaties van verdienmodellen die gepaard kunnen gaan met goede kansen voor natuur en landschap. Hierdoor zou een deel van de landbouw kunnen blijven bestaan.
Wegens de kleine verbetering van de zoetwatervoorziening op de Rijntakken en het grote negatieve effect op het ruimtegebruik voor de landbouw scoort alternatief 2 voor zowel de Rijntakken als de Maas negatief (-) ten opzichte van de referentiesituatie.
Alternatief 3: maximale ambitie voor beide beleidskeuzen
Rijn en Maas
Ten opzichte van alternatief 2, worden de grootschalige uiterwaardverlagingen, nevengeulen, langsdammen aangevuld met zoeklocaties voor nieuwe binnendijkse ingrepen (naast het gebruik van bestaande binnendijkse reservering). Deze grootschalige rivierverruimende maatregelen hebben een negatief effect op het ruimtegebruik van de landbouw. Daarnaast heeft de realisatie van de PAGW waarbij 28.300 ha areaal wordt omgezet in ecotopen een grote negatieve impact op de landbouw. Een deel van de landbouwgronden in het rivierengebied zal omgezet worden in natuurgebied of natuurinclusieve landbouw. Een deel van de natuurrealisatie kan mogelijk vormgegeven worden door te kiezen voor minder intensieve vormen van veeteelt, teelt van gewassen passend bij het gebied of combinaties van verdienmodellen die gepaard kunnen gaan met goede kansen voor natuur en landschap. Hierdoor zou een deel van de landbouw kunnen blijven bestaan.
Door het terugbrengen van de bodem naar het niveau van 1980 in eroderende trajecten, wordt de grondwaterstand hoger. Dit heeft een zeer positief effect op de zoetwatervoorziening voor het gehele gebied rondom de Rijntakken, en heeft tot gevolg dat de landbouw in geheel Noord- en Oost-Nederland veel minder vaak zoetwatertekorten kent. De druk op de zoetwatervoorziening in het verzoeningsgebied van de Maas wordt niet of nauwelijks verkleind met dit alternatief t.o.v. de referentiesituatie in 2050. Deze druk wordt namelijk veroorzaakt door de beperkte afvoer van bovenstrooms.
In alternatief 3 verliest de landbouw in het rivierengebied zowel binnen- als buitendijks een grote hoeveelheid grond door de grootschalige werkzaamheden, maar wordt de zoetwatervoorziening voor de blijvende landbouw sterk verbeterd. Binnen de dijken zal er weinig landbouw over blijven, maar de landbouw in geheel Noord- en Oost-Nederland kent veel minder vaak zoetwatertekorten. In de Rijntakken wegen de voordelen op tegen de nadelen, waardoor er een neutrale score (0) wordt toegekend. Langs de Maas wordt de zoetwatervoorziening niet verbeterd, en gaan de rivierverruimende maatregelen ten koste van binnen- en buitendijkse landbouw. Alternatief 3 scoort voor de Maas daarom zeer negatief (--).
Beschikbaarheid drink- en industriewater
Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de effecten van de drie alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie.
Alternatief 1: accent op rivierbodemligging & sedimenthuishouding
Rijn
In alternatief 1 wordt de rivierbodemligging van de Rijn teruggebracht naar het niveau van 2000. Dit zorgt voor een verschuiving van de afvoerverdeling op de splitsingspunten met meer afvoer naar de IJssel. Hierdoor wordt het IJsselmeer als belangrijkste zoetwaterbuffer beter gevuld en is deze vaker toereikend dan in de referentiesituatie[1]. Daarnaast nemen ook de laagwaterstanden toe door de hogere rivierbodemligging. Hierdoor worden de kritieke peilen bij inlaatpunten minder vaak onderschreden. In alternatief 1 verbetert daardoor de beschikbaarheid van drink- en industriewater in het voorzieningsgebied van de Rijn en wordt daarom positief (+) gescoord.
Maas
Bij de Maas is de beperkte beschikbaarheid van drink- en industriewater gerelateerd aan de te kleine afvoer. Inrichtingsmaatregelen kunnen de situatie niet/zeer beperkt verbeteren (Klijn et al., 2022) en eventuele maatregelen zijn in dit alternatief niet voorzien. De Maas krijgt daarom een neutrale score (0).
Alternatief 2: accent op afvoer- & bergingscapaciteit
Rijn
In alternatief 2 wordt de huidige rivierbodemligging van de Rijn gehandhaafd. Dat geeft een iets gunstiger situatie t.b.v. waterbeschikbaarheid t.o.v. de referentiesituatie waarin de rivierbodemerosie doorgaat. Hierdoor gaat er ook iets meer afvoer naar de IJssel en het IJsselmeer dan in de referentiesituatie. Ook worden de kritieke peilen bij inlaatpunten (iets) minder vaak onderschreden. Dit zorgt daarmee voor een kleine verbetering van de beschikbaarheid van drink- en industriewater in het voorzieningsgebied van de Rijn. De score (0/+) is toegekend.
Maas
Langs de Maas zijn er geen ingrepen voorzien die de beschikbaarheid van drink- en industriewater significant verbeteren. De Maas krijgt daarom een neutrale score (0).
Alternatief 3: maximale ambitie voor beide beleidskeuzen
Rijn
In alternatief 3 wordt de rivierbodemligging van de Rijntakken teruggebracht naar het niveau van 1980. Dit zorgt voor hogere laagwaterstanden en betere zoetwatervoorziening in de Rijntakken (zie paragraaf 3.5). Dit komt onder meer door een verschuiving van de afvoerverdeling met meer afvoer naar de IJssel en het IJsselmeer. Ook de laagwaterstanden bij de inlaatpunten stijgen, zodat er minder frequent inlaatbeperkingen optreden. Dit verbetert sterk de beschikbaarheid van drink- en industriewater (++).
Maas
Langs de Maas nemen de laagwaterstanden toe in de ongestuwde delen (Gemeenschappelijke Maas). Tevens kunnen de stuwen (iets) vaker gestreken worden vanwege de hogere waterstanden. Dit zorgt ervoor dat het water in de Maas (iets) vaker ververst kan worden en dat de concentraties vervuilingen lager worden. Dat betekent dat er minder vaak inlaatbeperkingen zijn vanwege de waterkwaliteit. Vanwege deze kleine verbeteringen neemt de beschikbaarheid van drink- en industriewater iets toe (0/+).
Stabiliteit oevers en kunstwerken
Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de effecten van de drie alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie.
Alternatief 1: accent op rivierbodemligging & sedimenthuishouding
Rijn en Maas
Doordat de rivierbodemligging wordt verhoogd langs de Rijntakken en wordt gestabiliseerd langs de Maas neemt de gronddruk toe. Daardoor neemt het risico op instabiliteit van kunstwerken af. Dit leidt tot een positieve score (+) voor de Rijn en een licht positieve score (0/+) voor de Maas.
Alternatief 2: accent op afvoer- & bergingscapaciteit
Rijn en Maas
In dit alternatief wordt de rivierbodemligging op het huidige niveau gehouden in zowel de Rijn als de Maas. Dit zorgt voor (beperkte) extra gronddruk t.o.v. de referentiesituatie. Zowel de Rijn als de Maas wordt daarom een licht positieve (0/+) score toegekend.
Alternatief 3: maximale ambitie voor beide beleidskeuzen
Rijn en Maas
In alternatief 3 wordt de rivierbodem van zowel de Rijn als de Maas (sterk) verhoogd. Dit zorgt voor extra inbedding van constructies. Tevens nemen de (laag)waterstanden sterk toe, waardoor er ook meer waterdruk ontstaat. Dit zorgt er voor dat de stabiliteit van kunstwerken toeneemt, bijvoorbeeld het verkleint het risico op omvallende kademuren. Aan zowel de Rijn als de Maas wordt een positieve score (++) toegekend.
Delfstoffenwinning
Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de effecten van de drie alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie.
Alternatief 1: accent op rivierbodemligging & sedimenthuishouding
Rijn en Maas
In alternatief 1 wordt er in het zomerbed geen sediment meer onttrokken als gevolg van baggerwerkzaamheden. Het komt voor dat naast bagger/slib ook de fijnste zandfractie ophoogzand meekomt. Dit kan vermarkt worden. Echter vindt delfstofwinning met name plaats in het winterbed, waardoor deze maatregel weinig effect heeft op deze industrie. Doordat er in alternatief 1 weinig rivierverruimende maatregelen plaatsvinden zijn er weinig kansen voor nieuwe natuur- en recreatieprojecten. Daarnaast komt er relatief weinig grond vrij die ergens anders kan worden toegepast. Er zal daarom slechts een lichte verbetering plaatsvinden voor delfstoffenwinning ten opzichte van de referentiesituatie voor zowel de Rijntakken als de Maas (0/+).
Alternatief 2: accent op afvoer- & bergingscapaciteit
Rijn en Maas
Ook in alternatief 2 wordt er gestopt met het onttrekken van zand in het zomerbed. Omdat delfstofwinning met name plaats vindt in het winterbed, heeft dit weinig effect op deze industrie. De grootschalige uiterwaardverlaging en zomerkadeverlaging bieden kansen voor natuur- en recreatieprojecten. De delfstofwinning in het rivierbed is gebaat bij natuur- en recreatieprojecten, vanwege het maatschappelijk belang (er mag niet zomaar gegraven worden in een uiterwaard). In de referentiesituatie is er nauwelijks aanleiding om te graven in de uiterwaarden, waardoor hier de delfstofwinning tot stilstand komt. Het uitvoeren van de rivierverruimende maatregelen biedt dus kansen veel kansen voor de delfstofwinning ten opzichte van de referentiesituatie. Rivierverruimende maatregelen worden beter betaalbaar als de grond herbestemd kan worden. Hierbij moet wel genuanceerd worden dat gewonnen sediment bij uiterwaardvergravingen en nevengeulen mogelijk ook nodig is om de rivierbodem op te hogen.
Alternatief 2 scoort daarom voor zowel de Rijntakken als de Maas positief (+).
Alternatief 3: maximale ambitie voor beide beleidskeuzen
Rijn en Maas
De maatregelen zijn in dit alternatief nog uitgebreider dan in alternatief 2. Naast de grootschalige uiterwaardverlaging, worden er nevengeulen gegraven, langsdammen geplaatst, zomerkadeverlagingen en worden de zoeklocaties voor nieuwe binnendijkse ingrepen, naast het gebruik van bestaande binnendijkse reserveringen, (indien nodig) aangevuld. Daarnaast is er veel sediment nodig voor het uitvoeren van de suppleties. De delfstofwinning in het rivierbed is gebaat bij natuur- en recreatieprojecten, vanwege het maatschappelijk belang (er mag niet zomaar gegraven worden in een uiterwaard). In de referentiesituatie is er nauwelijks aanleiding om te graven in de uiterwaarden, waardoor hier de delfstofwinning tot stilstand komt. Het uitvoeren van de rivierverruimende maatregelen biedt dus kansen veel kansen voor de delfstofwinning ten opzichte van de referentiesituatie. Het is echter nog wel onduidelijk of de grond geschikt is om te hergebruiken, en waarvoor.
De grootschalige werkzaamheden gaan gepaard met een grote hoeveelheid grond die vrijkomt, en mogelijk ergens anders kan worden toegepast. Alternatief 3 scoort daarom zeer positief (++) voor zowel de Riintakken als de Maas.
Kabels en leidingen
Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de effecten van de drie alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie.
Alternatief 1: accent op rivierbodemligging & sedimenthuishouding
Rijn en Maas
Door het omhoog brengen van de rivierbodem naar het niveau van 2000 in de Rijntakken, worden bestaande kabels en leidingen die de rivier kruisen beter afgedekt door grond. Dit zorgt voor een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de referentiesituatie. In de Maas wordt de huidige bodemligging gehandhaafd door middel van suppleties en wordt de situatie maar licht verbeterd. Aan de andere kant dient bij de beperkte graafwerkzaamheden ten behoeve van de beoogde rivierverruimende maatregelen en natuur opgave in de uiterwaarden wel rekening gehouden te worden met de ligging van kabels en leidingen.
Dit alternatief scoort voor de Rijntakken positief (+) en voor de Maas licht positief (0/+).
Alternatief 2: accent op afvoer- & bergingscapaciteit
Rijn en Maas
In alternatief 2 ligt de focus op rivierverruimende maatregelen, en wordt de bodem behouden op hetzelfde niveau. Er is dus een lichte verbetering ten opzichte van de referentiesituatie, waarin de bodem steeds verder zakt en kabels en leidingen bloot komen te liggen. Uitgangspunt aan de andere kant is dat bij de graafwerkzaamheden ten behoeve van de beoogde rivierverruimende maatregelen en natuur opgave rekening gehouden wordt met de ligging van kabels en leidingen.
Alternatief 2 scoort voor zowel de Rijntakken als de Maas licht positief (0/+).
Alternatief 3: maximale ambitie voor beide beleidskeuzen
Rijn en Maas
In alternatief 3 wordt de bodem in de Rijntakken teruggebracht naar het niveau van 1980, en wordt er dus nog meer bescherming geboden dan in alternatief 1. In de Maas wordt het bodemniveau teruggebracht naar de situatie van voor de Maaswerken en Ruimte voor de Rivier. Door het ophogen van de bodem in erosieve trajecten is er nog minder kans op beschadigingen aan kabels en leidingen. Uitgangspunt aan de andere kant is dat bij de graafwerkzaamheden ten behoeve van de beoogde rivierverruimende maatregelen en natuur opgave rekening gehouden wordt met de ligging van kabels en leidingen.
Dit alternatief scoort daarom voor zowel de Rijntakken als de Maas zeer positief (++).
Totaalbeoordeling gebruiksfuncties rivierengebied
In onderstaande tabellen is de beoordeling op gebruiksfuncties in het rivierengebied samengevat.
Tabel 7‑14 Totaalbeoordeling Rijntakken
Tabel 7‑15 Totaalbeoordeling Maas
- 1 Een toename van afvoer naar het IJsselmeer betekent aan de andere kant echter ook een afname van water via de Waal naar West-Nederland (met risico’s op verzilting). Zie hiervoor paragraaf 6.3 'ruimte voor natuurontwikkeling'.