Faciliteren opgaven

Hieronder worden de verschillende opgaven toegelicht die IRM wil faciliteren als onderdeel van de alternatieven, alsmede de wijze waarop.

Faciliteren klimaatopgave en waterveiligheid

Toekomstige klimaatverandering leidt waarschijnlijk tot hogere afvoeren en vaker voorkomen van hoogwater, en daarmee dus ook hogere hoogwaterstanden. De afvoercapaciteit van de rivieren kan worden vergroot met rivierverruiming en/of dijkverhoging. Hoe meer de afvoercapaciteit wordt vergroot door middel van rivierverruiming, hoe minder dijkverhoging er nodig zal zijn (en vice versa). Het oplossen van de klimaatopgave is tot 2050 in principe al belegd binnen het HWBP en wordt opgelost met dijkversterkingen. Daarmee kan aanvullende rivierverruiming vanuit IRM ingezet worden om een deel van de klimaatopgave in de periode na 2050 op te vangen, of om in specifieke gevallen de opgave voor de HWBP-projecten die nog uitgevoerd moeten worden te verkleinen. Hiermee kan IRM een langere levensduur van de dijken of een vermindering van de hoogteopgaven faciliteren. Onderzoek moet uitwijzen in hoeverre dijkverhoging helemaal voorkomen kan worden met rivierverruiming. Dit zal naar verwachting (lang) niet overal kunnen. In de alternatieven die in hoofdstuk 3 beschreven zullen worden, loopt het ambitieniveau voor de mate waarin de klimaatopgave opgevangen wordt met rivierverruiming op.

Faciliteren opgave bodem

Als de bodemligging omhoog gebracht wordt (ten gevolge van het ambitieniveau voor de beleidskeuzen bodemligging en sedimenthuishouding), zal dit leiden tot hogere waterstanden bij gelijkblijvende afvoer. De waterstanden stijgen immers mee met de bodem van het rivierbed. Om te voorkomen dat dit tot een extra opgave leidt voor de hoogwaterveiligheid, dient ook dit gecompenseerd te worden door de afvoer- en bergingscapaciteit te vergroten met rivierverruimende maatregelen. Hiervan zal sprake zijn in de alternatieven waarin de bodem omhoog gebracht wordt ten opzichte van de huidige situatie.

Faciliteren opgave natuur/PAGW

Als onderdeel van IRM moet in het rivierengebied 28.300 ha ecotopen gerealiseerd worden om de PAGW doelen te faciliteren (zie ook onderstaand kader). De PAGW staat voor ‘Programmatische Aanpak Grote Wateren' en heeft tot doel om de waterkwaliteit (morfo-ecologische kwaliteit) te verbeteren en de natuur te versterken in onze grote wateren. Voor de uiterwaarden is een toename van karakteristieke riviernatuur zoals ooibossen, nevengeulen, overstromingsgraslanden en rietmoeras voorzien en een afname van productielandbouw, droge graslanden en diepe plassen. De veranderingen in vegetatie veroorzaken ook een verandering in ruwheid van de uiterwaarden. Dat kan een opstuwend effect hebben en daarmee de afvoercapaciteit van de rivieren negatief beïnvloeden. Conform huidig beleid moet de opstuwing gecompenseerd worden met rivierverruimende maatregelen. Maatregelen als uiterwaardvergraving, nevengeulen en zomerkade verlaging dragen bij aan zowel natuurontwikkeling (omdat er veelal nattere riviernatuur nodig is), als waterstandsverlaging, waardoor ze deels extra opstuwing door de verruwing met natuur kunnen compenseren.

De realisatie van de 28.300 hectare natuur maakt onderdeel uit van het voornemen dat in dit planMER is getoetst.

Programmatische Aanpak Grote Wateren

Basis voor de uitwerking van een robuust en veerkrachtig ecologisch riviersysteem voor het rivierengebied is de ecologische systeemopgave grote rivieren. Binnen deze opgave is prioritair de realisatie van vier kerngebieden (hotspots) die onderling via de rivieren en met hun binnendijkse omgeving zijn verbonden via corridors en stapstenen (zie Figuur 2-10). De essentie is dat door het realiseren van deze vier kerngebieden flinke stappen gezet kunnen worden in het realiseren van een robuust en veerkrachtig rivier-ecosysteem kan ontstaan dat tegen een stootje kan, ruimte biedt voor verantwoord economisch gebruik van de rivieren en (klimaat)extremen kan opvangen.

Deze afbeelding laat het natuurnetwerk grote rivieren langs de Maas en de Rijntakken zien. De vier kerngebieden zijn IJssel-Vechtdelta, Gelderse Poort, Biesbosch en Grensmaas.

Figuur 2-10 Illustratie van natuurnetwerk grote rivieren (bron ecologische systeemopgave PAGW-rivieren 2021)

De hotspots en stapstenen voor de systeemopgave (of rivieropgave) vallen deels samen met gebieden waar sprake is van een opgave voor de rivierbodemligging en de afvoercapaciteit. Door al vóór 2050 te investeren in de ecologische systeemopgave binnen de beschikbare ruimte. Synergievoordelen spelen zich af op een aantal vlakken: rivierverruiming draagt bij aan het verminderen van de erosieve kracht van de rivier en daarmee het tegengaan van verdere bodemerosie, maar is ook een belangrijke maatregel voor verdere het ecologisch goed kunnen functioneren van het riviersysteem.

Faciliteren overige opgaven

Overige opgaven bevatten in ieder geval de volgende aspecten: gebiedsontwikkelingen, buitendijkse versterkingen en beheerruimte. Deze opgaven kunnen leiden tot minder ruimte voor de rivier of verruwing van het rivierbed, waardoor dezelfde redeneerlijn als voor het faciliteren van natuur gevolgd kan worden. De mate waarin ‘overige opgaven’ gefaciliteerd worden in de alternatieven bepaalt dus ook de mate waarin aanvullende rivierverruiming toegepast moet worden om dit waterstandsneutraal uit te kunnen voeren.

N.B. ten aanzien van het faciliteren van opgaven

Zoals blijkt uit het voorgaande, is er voor diverse opgaven waterstandscompensatie nodig. Dat is wat we verstaan onder het ‘faciliteren’ van opgaven, naast het scheppen van de juiste randvoorwaarden voor diezelfde opgaven. Als er rivierverruiming plaatsvindt ten behoeve van waterstandscompensatie, leidt dat op korte termijn tot een waterstandsverlaging (omdat er meer ruimte is voor de rivier). Echter zal dit waterstandseffect tenietgedaan worden op het moment dat de bijbehorende opgave gerealiseerd is.

Bijvoorbeeld de toename van de bodemhoogte zal leiden tot een verhoging van de waterstand, terwijl de compenserende rivierverruiming zal leiden tot een verlaging van de waterstand. Het netto-effect van het gehele pakket zal 0 zijn voor de waterstand. Op kortere termijn kan het waterstandseffect echter afwijken, bijvoorbeeld als de rivierverruiming eerst gerealiseerd wordt.