Het plan- en studiegebied

Plangebied IRM

Het plangebied is het deel van het rivierengebied waar de opgaven voor IRM liggen en waar, op basis van de gebiedsuitwerkingen, maatregelen genomen kunnen worden voor die opgaven. IRM richt zich op de riviersystemen Maas en Rijn en hun onderlinge samenhang. Het plangebied IRM is weergegeven in Figuur 2-2. Het Nederlandse deel van de volgende wateren vormen het plangebied van IRM:

  • De Boven-Rijn, Waal en Boven-Merwede vanaf de Nederlandse grens tot aan de splitsing van de Beneden Merwede en Nieuwe Merwede bij Boven Hardinxveld-Werkendam;

  • De Maas vanaf de grens tot Geertruidenberg;

  • De IJssel en het Reevediep tot het Ketelmeer en Vossemeer;

  • Het Pannerdensch kanaal, de Nederrijn en Lek tot Schoonhoven;

  • Het Zwarte Water vanaf de Keersluis Zwolle tot het Zwarte Meer;

  • De Overijsselse Vecht benedenstrooms van Varsen;

  • De Afgedamde Maas

Het Programma IRM richt zich primair op het hoofdsysteem. Onder het hoofdsysteem valt het zomerbed, de oevers en uiterwaarden (zowel stroomvoerend als bergend winterbed) en de in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) gereserveerde gebieden (binnendijks). Het gaat hierbij in principe om het gebied van binnenteen dijk tot binnenteen dijk (zie Figuur 2-1) of waar deze er niet zijn tot de grens van de hoge gronden. Binnen IRM wordt wel verkend of en in hoeverre binnendijkse ingrepen nodig zijn om de doelen te realiseren. Daarbij wordt, indien nodig, verder gekeken dan de huidige (Barro)-reserveringen.

Deze afbeelding laat schematisch de geografische scope in de breedte van de rivier zien. Het gaat om het gebied tussen binnenteen dijk en binnenteen dijk.

Figuur 2‑1 Schematische weergave van de geografische scope in de breedte

Indeling riviertrajecten

De Maas en Rijntakken in het plangebied van het programma Integraal Riviermanagement zijn ingedeeld in riviertrajecten met dezelfde rivierkarakteristieken. Rivierkarakteristieken zijn kenmerken van de rivier. Het gaat daarbij om (zie ook bijlage 3):

  • bedijkt of gedeeltelijk bedijkt en beschermd door hoge gronden

  • vrijafstromend (ongestuwde) of gestuwd

  • erosief of sedimenterend, of stabiel zomerbed

  • met of zonder invloed door zee en meren

  • alluviaal of niet alluviaal zomerbed

Deze rivierkarakteristieken spelen een belangrijke rol bij het functioneren van de rivier, gegeven de verschillende rivierfuncties. De riviertrajecten zoals die bepaald zijn op basis van deze karakteristieken zijn zichtbaar in Figuur 2-2.

Deze afbeelding laat zien welke riviertrajecten onderdeel zijn van het plangebied Integraal Riviermanagement. Het gaat om de trajecten M1 tot en met M9 van de Maas en R1 tot en met R17 van de Rijntakken.

Figuur 2‑2 Plangebied IRM met overzicht van riviertrajecten (kleurverschil is enkel aangebracht om de grenzen tussen de trajecten beter zichtbaar te maken)

De trajectindeling is gebruikt om in de beoordeling van het planMER aan te geven wanneer er accentverschillen liggen per riviertraject. Voor de Maas gaat het om 9 trajecten, alle aangeduid met een M. De Rijn is ingedeeld in 17 trajecten, aangeduid met een R. Daarnaast zijn er vier riviertakken te onderscheiden.

  1. Bovenrijn/Waalbochten/MiddenWaal/BenedenWaal/BovenMerwede (R1 t/m R5)

  2. Nederrijn/Lek (R7 t/m R10)

  3. Pannerdensch Kanaal/IJssel/Vecht/ZwarteWater (R6 + R11 t/m R17)

  4. Maas (M1 t/m M9)

Voor het in beeld brengen van doelbereik is in de beoordeling onderscheid gemaakt in deze vier riviertakken. Voor de milieueffecten is onderscheid gemaakt in de beoordeling Rijn (R 1 t/m R17) en Maas (M1 t/m M9).

Studiegebied

Naast het plangebied, waar maatregelen kunnen worden genomen, wordt ook een studiegebied onderscheiden. Het studiegebied is het gebied tot waar effecten van beleidskeuzes reiken; dat kan buiten het plangebied zijn. Het studiegebied strekt zich verder uit dan het rivierengebied zelf en beslaat naast het regionale watersysteem en de kanalen ook het IJsselmeer (incl. noordelijke provincies die van de zoetwatervoorraad afhankelijk zijn) en de Hoge Zandgronden (via het grondwater).

Uitleg riviersysteem, riviertak en riviertraject:

Riviersysteem = Een rivier met alle zijtakken en zijwateren die direct door de rivier beïnvloed worden, begrensd door hoge gronden of bedijkingen die ervoor zorgen dat het achterliggende land niet overstroomt. Dit zijn de Rijn of Maas (zie Figuur 2-3).

Riviertak = Een aftakking van de rivier. Bv de Nederrijn/Lek (zie Figuur 2-4).

Riviertraject = Het laagste schaalniveau waarop in IRM het rivierengebied in beeld wordt gebracht. Riviertrajecten variëren in lengte van minder dan 10 tot meer dan 50 km. Bv: M6 Bedijkte Maas (zie Figuur 2-2).

Deze afbeelding laat de Riviersystemen Maas en Rijn zien.

Figuur 2‑3 Riviersystemen Maas en Rijn 

Deze afbeelding laat de vier aanwezige riviertakken zien. Het gaat om de riviertakken IJssel, Nederrijn, Waal en Maas.

Figuur 2‑4 Riviertakken IJssel, Nederrijn, Waal en Maas