Bodem en zout-indringing

Onder het milieuthema bodem en zout-indringing vallen de aspecten bodemkwaliteit en zout-indringing.

Bodemkwaliteit

Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de huidige situatie (anno 2022) en de referentiesituatie (anno 2050) voor bodemkwaliteit.

Huidige situatie

De bodemkwaliteit in Nederland is er momenteel slecht aan toe, doordat een groot deel van de boerengrond verdicht is geraakt door zware landbouwmachines die eroverheen rijden. De landbouwgebieden in de uiterwaarden worden doorgaans extensiever gebruikt dan binnendijkse gebieden, vanwege het risico op inundatie. Uiterwaarden zijn vooral in gebruik als productiegrasland en weidegrond. Hoogproductieve gewassen worden hier nauwelijks verbouwd. De bewerking door zware machines is in de uiterwaarden daardoor ook een stuk minder intensief dan bij binnendijkse gronden. Daarnaast hebben verkeerd gebruik van de bodem en intensieve landbouw een nadelig effect op omliggende bos- en natuurgronden (Hotse Smit, 2020). Aangezien er veel landbouwgronden langs het rivierengebied liggen, is het aannemelijk dat de nadelige effecten voor de bodem doorwerken in de omliggende gronden.

Verspreid over het rivierengebied zijn er daarnaast locaties met een verhoogde kans op de aanwezigheid van bodemverontreinigingen, namelijk; stortplaatsen, baggerdepots, locaties waar bedrijfsactiviteiten plaatsvinden met een hoog risico op bodemverontreinigingen en niet gesaneerde locaties waar al een sterke verontreiniging is aangetoond 

Deze afbeelding geeft een voorbeeld van welke verschillen in bodemkwaliteit te verwachten zijn in de Rijntakken.

Figuur 5‑21 Voorbeeld verschillen in bodemkwaliteit in de Rijntakken

Om de kwaliteit van de bodem te beschermen zijn er voor het werken in de bodem verschillende besluiten en regelingen opgesteld. Hierbij is de Wet bodembescherming de grondslag voor een aantal besluiten en regelingen. Voor het bepalen van de bodemkwaliteit zijn in het Besluit Bodemkwaliteit verschillende klassen opgenomen: landbouw/natuur, wonen, industrie, matig verontreinigd en sterk verontreinigd.

Aangezien er verspreid in het rivierengebied verontreinigingen aanwezig zijn van de bodem, scoort deze ‘oranje’ voor zowel de Rijntakken als de Maas. Door de sterke lokale verschillen is het niet mogelijk om een onderscheid te maken tussen beide riviertakken.

Referentiesituatie

Als gevolg van klimaatverandering kan de bodemproblematiek verergeren, doordat de bodemtemperatuur verhoogt en daarmee de afbraak van organische stof versnelt. Dit heeft gevolgen voor het de kwaliteit van de bodem. Het watervasthoudend vermogen en de vruchtbaarheid van de bodem nemen af. De hevigere buien en langere periodes van droogte als gevolg van klimaatverandering, eisen juist en hogere vitaliteit van de bodem terwijl de bodemkwaliteit achteruitgaat.

Vanwege de verwachte toenemende druk op de bodem in de toekomst, scoort de referentiesituatierood’ voor zowel de Rijntakken als de Maas.

Zout-indringing

Deze paragraaf beschrijft en beoordeelt de huidige situatie (anno 2022) en de referentiesituatie (anno 2050) voor zout-indringing bij de grote rivieren.

Huidige situatie

Rivierwater is in Nederland naast een bron voor drinkwater, ook belangrijk voor landbouw en industrie. Om deze functies te waarborgen dient het water zeer lage concentraties in natrium en chloride te hebben. Grenswaardes met betrekking tot het zoutgehaltes in water voor verschillende toepassingen zijn zeer laag. Zeewater langs de Nederlandse kust bevat ongeveer 15.000 – 19.000 mg/l Cl (afhankelijk van de invloed van rivierwater). De grens voor drinkwatergebruik ligt op 150 mg/l Cl. De zoutconcentratie van de rivier de Rijn is ongeveer 100 mg/l Cl (afhankelijk van het debiet). Slechts een zeer beperkte hoeveelheid zeewater in een zoet bekken kan daarmee het water al ongeschikt maken voor gebruik als drinkwater.

Verzilting is het proces van het zout(er) worden van rivieren en zoete binnenwateren en wordt bepaald door de balans tussen zoutlast/zoutindringing aan de ene kant, en tegendruk/uitspoeling aan de andere kant. Deze balans is voor het merendeel van de tijd in de huidige situatie beheersbaar, en leidt slechts zelden tot ongewenste zoutconcentraties (Stowa, 2022, Deltafact zoutindringing). In tijden van droogte neemt de rivierafvoer af, en wordt de afvoer over de verschillende Rijntakken (Waal, Nederrijn/Lek, IJssel) gestuurd door stuwen in de Nederrijn waardoor water hoofdzakelijk via de Waal en deels via de IJssel (via het IJsselmeer) naar zee stroomt. De Lek en de Hollandse IJssel zijn in die situatie “dode takken” die slechts beperkt vanuit bovenstrooms worden gevoed met zoet water. De mondingen van deze takken kunnen echter wel verzilt raken, doordat zoutindringing vanuit de Nieuwe Waterweg verder stroomopwaarts voorbij de Nieuwe Maas en Oude Maas kan indringen. Het gevolg van het verziltingsproces verschuift de zoet-zout overgang naar andere locaties waarbij zich problemen met de zoetwatervoorziening kunnen voordoen (bijvoorbeeld voor inname van drinkwater). In de huidige situatie is deze verandering tijdelijk in perioden van droogte.

Het is van belang te realiseren dat verzilting primair een waterverdelingsvraagstuk is en dat een afweging gemaakt moet worden tussen de inzet van schaars “zoet” water voor het tegengaan van verzilting of het inzetten voor andere doeleinden zoals landbouw, natuur, drinkwater en scheepvaart (zie ook par 5.3).

Er is naar aanleiding van bovenstaande beschrijving een ‘oranje’ beoordeling toegekend aan de huidige situatie. Er is geen onderscheid tussen de Maas en de Rijn qua beoordeling.

Referentiesituatie

Als gevolg van klimaatverandering zullen langduriger en frequenter periodes van droogtes en lage afvoeren voordoen waardoor lage rivierwaterstanden voorkomen. Naar verwachting zal er door klimaatverandering gemiddeld eens per 12 jaar sprake zijn van een watertekort (10% van de watervraag) (Asselman et al., 2022a). Daarnaast geldt dat als gevolg van bodemdaling er een veranderde afvoerverdeling ontstaat waardoor de afvoer naar het westen van het land toeneemt. Echter, deze toename heeft nauwelijks een positief effect op de zoetwatervoorziening daar. Het negatieve effect van klimaatverandering is veel groter (in lijn met de beschrijving van effecten bij zoetwaterwatervoorziening). Als gevolg van het langduriger en frequenter optreden van droogtes en lage afvoeren zal daarom dus ook de balans tussen zoutindringing en tegendruk / uitspoeling met zoetwater verschuiven met een verplaatsing van de zoet-zout overgang tot gevolg. Hierdoor zullen zich verhoudingsgewijs vaker problemen met de zoetwatervoorziening kunnen voordoen (bijvoorbeeld voor inname van drinkwater).

Als gevolg van deze neerwaartse trend is er sprake van een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie. De referentiesituatie is daarom ‘rood’ beoordeeld. Er is geen onderscheid tussen de Maas en de Rijn qua beoordeling.

Totaalbeoordeling bodem en zout-indringing

In onderstaande tabellen is de beoordeling op bodem en zout-indringing samengevat.

Tabel 5‑10 Totaalbeoordeling Rijntakken en Maas

Deze tabel laat de totaalbeoordeling voor het beoordelingsaspect bodem en zout-indringing zien voor de Rijntakken en de Maas, voor de huidige situatie en de referentiesituatie. Deze beoordeling is toegelicht in de tekst voorafgaande aan de tabel.